De komende dagen hoop ik regelmatig een fragment online te kunnen zetten van het verslag van de lezing over "Mozes, man van gebed" van vorige week zaterdag (29 sept), door Dato Steenhuis.
Hieronder het eerste deel, met de inleidende gedachten.
M/V van Gebed: Mozes
(lezing door Dato Steenhuis – 29 september 2007)
Mozes is een van de belangrijkste Godsmannen in de Bijbel. Ik kan er eindeloos van genieten. Soms ben ik jaloers dat iemand op 80-jarige leeftijd geroepen wordt en een moeilijk volk kan leiden doorheen de woestijn, en dan vervolgens nog door God betiteld wordt als zachtmoedigste man op de aarde.
Diepe bewondering. En toch, wat heeft het hem gekost? Hij mocht het land niet binnentrekken, maar Jozua volgde hem op.
Hij had al die beloften gekregen van God, maar toen was het genoeg.
40 jaar was ie, toen ie in de kracht van zijn leven was, onrecht zag en de kant koos van de verongelijkte.
Wij vinden dit onjuist, denken: hij had het niet mogen doen.
Maar de Bijbel zegt dat ie op dat moment koos, en de schatten van Egypte liet vallen voor de smaad van Christus. Toen. Precies op dat moment waarop hij die man doodt. Hij had het nooit mogen doen, maar zo heeft de Here het wel geregistreerd in Hebreëen.
Schapen hoeden was toen al een smaad, zegt de Bijbel. Mozes was opgevoed aan alle univs van Kairo. Maar vervolgens beoefent hij het laagste beroep, 40 jaar lang. Hij was machtig in woord en werken, maar na 40 jaar in de woestijn zegt hij: ik ben zwaar van tong.
Schapen hebben hem dom gemaakt. Hij “kon niks meer”, dacht hij. Hij dacht dat het gebeurd was; toen zei de Here: nu kan IK het doen.
De 3e periode van 40 jaar: nu kan je mijn volk leiden.
Je hebt de schapen van je schoonvader (Ex 3) kunnen door de woestijn leiden: nu kun je het ook met het volk.
Alles wat gebeurt wordt door God gebruikt om ons klaar te maken voor onze taak.
We hadden andere keuzes moeten maken, denken we vaak? Denk aan Mozes. God leidt het.
Maar er komt nog één die er ver bovenuit gaat: Christus. Mozes was een profeet, man Gods.
Mirjam en Aaron dachten dat ze ook wel iets waren (Nm12).
Het ging niet goed. Maar God neemt het voor Mozes op: ik spreek van mond tot mond tot hem. Wschlk was hij als enige elke dag in het Heilige der Heiligen. Als je er kwam zonder dat je mocht, dan stierf je. Maar Mozes was er elke dag. God sprak tot hem, van tussen de beide cherubim. Daar ben ik jaloers op, dat je zo’n plek kunt hebben zo dicht bij de Here, waar Hij zelf is, waar de glorie van de Here rust. Waar het bloed gesprenkeld wordt op de grote verzoendag. Dat is werkelijk uniek. Alleen al dat maakt het geweldig je bezig te houden met zo’n man van gebed.
ik heb zopas 2 reacties gezet, en ik zie ze niet meer staan, strange
BeantwoordenVerwijderenzal het nu nog eens proberen
ik ben al een tijdje bezig met het lezen over het leven van Mozes
na het zien van een driedelige documentaire op nat.geo, leek het me aangeraden om terug het verhaal eens te lezen.
Als je in de doc.zag waar de Israelieten overal geweest waren in die 40 jaar, dan heb je meer een beeld voor u, als je leest
Ik begrijp echter niet waarom en mensen met een handicap geen priester mochten zijn en de tent niet mochten binnengaan, waarom?
Ik dacht dat God het altijd opnam voor de minder bedeelden, of heb ik het mis?
ik heb nog een reactie willen zetten op die quiz met een staartje, maar het gaat niet meer
BeantwoordenVerwijderenVreemd dat je geen reactie kunt publiceren bij dat andere bericht. Voor zover ik kan zien is er niets veranderd aan de instellingen.
BeantwoordenVerwijderenOver je andere opmerking:
De Heer is idd altijd bekommerd om de zwakke. Dat men de tent der samenkomst niet inmocht met een handicap (of bijv ook als melaatse) toont dat God wel een uitermate heilig God is: alleen wat perfect was, was goed genoeg om tot Hem te naderen. Uiteindelijk niemand dus (behalve mits een slachtoffer). Daarmee maakt God duidelijk dat wij mensen reddeloos verloren zijn uit onszelf.
Het feit dat ze niet tot de tent mochten naderen, betekent overigens niet dat deze mensen voor de eeuwigheid verloren zouden zijn.