zaterdag 15 september 2012

'Maar de zaak, die David gedaan had, was kwaad in de ogen des HEREN' (2 Sam. 11)



2 Samuël 11, 2 Korinthiërs 4, Ezechiël 18, Psalmen 62-63
Hier vind je een David op zijn slechtst (2 Sam. 11). In de verhaallijn van 1 en 2 Samuël is het bijna alsof tegenstand het beste in David naar boven brengt, terwijl zijn recente opeenvolging van militaire en politieke successen toont hoe hij rusteloos, dwaas en onvoorzichtig is.

De zonden zijn veelvoudig. Naast de uitgesproken overtredingen van begeerte, overspel en moord, zijn er nog diepe zonden die nauwelijks minder zwaar zijn. Zijn poging om zijn schuld te bedekken door Uria naar huis te laten komen mislukt, omdat Uria een van die uitzonderlijke mannen blijkt te zijn: een idealist – een idealist die zelfs zijn militaire verantwoordelijkheden bekijkt in termen van zijn verbondstrouw (11:11). En dit allemaal voor een bekeerde Hethiet!

Erger nog, Davids buitengewone manipulatie van de militaire en politieke machtshefbomen toont dat deze koning bedwelmd is geworden door macht. Hij denkt dat hij alles kan regelen; hij denkt dat hij het recht heeft de staat te gebruiken om zich te verheffen en dan zijn eigen zonde te verbergen. De naam van dit spel is corruptie.

Er zijn nog andere opmerkelijke elementen in het verhaal.

Ten eerste wordt niets gezegd over Batseba, behalve dat ze mooi was, verleid werd en uiteindelijk trouwde met David. Natuurlijk was ze aan de ene kant niet minder schuldig dan hij. Maar hierover rept de tekst met geen woord.

Elders tekent de Bijbel de daden op van goede vrouwen (Ruth) en van slechte vrouwen (Isebel); ja, naar het einde toe van Davids leven speelt Batseba zelf een belangrijke rol. Misschien dat de tekst haar voor een gedeelte minder schuld geeft omdat ze werd gemanipuleerd door een figuur die veel machtiger was dan haar. Maar het is waarschijnlijker dat de stilte geen relatieve gradaties van schuld signaleert, maar dat het gaat om waar de eerste focus ligt: het verslag gaat over David, en uiteindelijk over de lijn van David.

Ten tweede is het verbazingwekkend dat David dacht dat hij hiermee kon weg komen. Zelfs politiek gezien moesten te veel mensen weten wat hij gedaan had; het verhaal kon niet stilgehouden worden. En hoe kon David ook maar een ogenblik denken dat God zelf dit niet zou weten? Was hij op dit punt kwalijk vervreemd van God? Dit verhaal biedt op zijn minst een dramatisch getuigenis van de verblindende effecten van zonde.

Ten derde eindigt het hoofdstuk – somber en krachtig – met de eenvoudige zin ‘Maar de zaak, die David gedaan had, was kwaad in de ogen des HEREN’ (11:27). Ongetwijfeld feliciteerde David zichzelf stilletjes met zijn clevere manier om de zaak toe te dekken. Hij had gezondigd en was er mee weg gekomen. Misschien hadden sommige van zijn onderdanige lakeien hun meester zelfs gefeliciteerd.

Maar God was op de hoogte en was er niet blij mee. Gelovigen die wandelen met hun Schepper en Verlosser, vergeten nooit dat God ziet en weet, en dat wat Hem behaagt het enige is dat werkelijk telt; wat Hem mishaagt zal ons vroeg of laat weer inhalen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 september uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten