zondag 9 september 2012

'Ik ben nu nog zwak' (2 Sam. 3)

2 Samuël 3, 1 Korinthiërs 14, Ezechiël 12, Psalm 51
Zelfs na de dood van koning Saul werd David niet meteen koning van Israël. Eerst werd David tot koning gezalfd over Juda (2 Sam. 2:1-7), en alleen maar Juda: zelfs Benjamin, dat bij Juda bleef toen er na de dood van Salomo een scheiding kwam tussen ‘Israël’ en ‘Juda’, was op dit moment nog verenigd met de andere stammen (2:9).

Abner, de aanvoerder van wat er nog van Sauls leger overbleef, had Isboset, Sauls overgebleven zoon, koning gemaakt van Israël (2:8-9). De schermutselingen tussen Davids troepen en die van Isboset namen toe. Veel gevechten in die tijd brachten de vijandige troepen tegenover elkaar in hevige clashes, gevolgd door een rennend gevecht: de ene zijde rende weg, en de andere zijde zat hen achterna.

In een van dergelijke conflicten doodt Abner Asaël uit de troepen van David, een van de drie zonen van Seruja. Het was een ‘nette’ dood, d.w.z. volgens de regels van oorlogvoering, en geen moord.

Niettemin gaat deze dood vooraf aan een van de belangrijkste acties in 2 Samuël 3. De verschillende delen van het land samenbrengen in verenigde loyaliteit onder David was een bloederige en soms gemene zaak – een herinnering aan het feit dat God soms de dwaasheid en boosheid van mensen gebruikt om zijn goede plannen tot stand te brengen.

Abner slaapt met een van Sauls voormalige bijvrouwen (3:6-7). Dit was niet enkel een overtreding van morele wetten, maar in de symboliek van die tijd claimde Abner het recht op het koningschap voor hemzelf. Het was een grote belediging en blaam voor Isboset.

Zo blijken Abners motieven om de elf stammen naar Davids kant over te hevelen minder te maken te hebben met integriteit en een verlangen om Gods roeping te erkennen, dan met frustratie over Isboset en een zucht naar macht voor hemzelf.

Dan wordt Abner vermoord door Joab en zijn mannen (3:22-27), Joab die een van Asaëls broers is. Maar dit is echt moord en in strijd met de vrijgeleide die David gaf.

De manier waarop David deze crisis aanpakt weerspiegelt zowel zijn grote sterktes als een van zijn grootste zwakheden – sterktes en zwaktes die nog zullen opduiken.

Politiek gezien is David zeer schrander. Hij distantieert zich volkomen van Joabs daad en beveelt dat Joab en andere leiders deelnemen aan de officiële rouwstoet van de omgebrachte Abner. ‘Al het volk bemerkte dit en keurde het goed, zoals het alles goedkeurde, wat de koning deed’ (3:36).

Aan de andere kant roept hij Joab niet ter verantwoording, en ontloopt daarmee zijn verantwoordelijkheid met het argument dat ‘deze mannen, de zonen van Seruja, harder zijn dan ik’ (3:39; NBV: tegen deze mannen, de zonen van Seruja, ben ik niet opgewassen). Met andere woorden, hij ontliep zijn verantwoordelijkheid – zoals hij later ook zou doen met zijn zoon Amnon (2 Sam. 13), waarbij de gevolgen Absaloms opstand in de hand werkten en David bijna zijn troon kostten. Het is nooit Gods weg om bijbels gemandateerde verantwoordelijkheid van je af te schuiven.


Eigen vertaling van de overdenking bij 9 september uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten