zondag 16 september 2012

‘Gij zijt die man!’ (2 Sam. 12)

2 Samuël 12, 2 Korinthiërs 5, Ezechiël 19, Psalmen 64-65

In Nathans dramatische confrontatie met koning David (2 Sam. 12) ging de moed van de profeet gepaard met een geweldige schranderheid. Hoe kon de profeet zonder deze indirecte aanpak anders de aandacht krijgen van een autocratische koning en hem frontaal confronteren met zijn zonde?

We moeten verder stilstaan bij bepaalde kenmerken van dit hoofdstuk

Ten eerste wordt het fundamentele verschil tussen David en Saul nu duidelijk. Beide mannen misbruikten hun macht in een hoge functie. Wat hen anders maakt is de manier waarop zij reageren op een terechtwijzing. Toen Samuël Saul van zonde beschuldigde, probeerde die laatste zijn zonde te verbloemen. Toen Jonathan Sauls handelswijze in vraag stelde, kreeg hij een speer naar zijn hoofd.

Toen Nathan daarentegen met zijn indirecte aanpak kwam, komt de zonde spoedig aan het licht: ‘Gij zijt die man!’ (12:7). Maar Davids respons is radicaal anders: ‘Ik heb tegen de HERE gezondigd’ (12:13).

Dit is zeker een van de ultieme tests voor de richting waarin iemands leven gaat. We zijn een zondig geslacht. Zelfs goede mensen, mensen met een sterk geloof, zelfs iemand als David – die een ‘man naar Gods hart’ is (vgl. 1 Sam. 13:14) – kan wegglijden en zondigen. Er is nooit een excuus voor, maar wanneer het gebeurt, mag het ons nooit verbazen. Maar wie ernstig is over het kennen van God zal na verloop van tijd terugkeren met oprecht berouw. Valse bekeerlingen en afvalligen zullen uitpakken met een hele trits tamme excuses, maar zullen geen persoonlijke schuld toegeven, behalve op de meest oppervlakkige manieren.

Ten tweede kan alleen God zonde vergeven. Wanneer Hij dit doet, wordt de straf die bij de zonde hoort, de dood zelf, niet toegepast (12:13).

Ten derde kunnen er, zelfs wanneer de ultieme sanctie op de zonde niet wordt toegepast, andere gevolgen overblijven, die in deze gevallen en gebroken wereld onvermijdelijk zijn. David krijgt nu te maken met drie ervan:
(1) dat het kind dat Batseba draagt zal sterven;
(2) dat er tijdens zijn leven strijd en oorlog zal zijn terwijl hij zijn koninkrijk vestigt;
(3) dat hij op een bepaald moment in zijn leven zal ondervinden wat het is om verraden te worden: iemand uit zijn eigen huis zal tijdelijk beslag leggen op de troon, dit komt tot uiting wanneer hij slaapt met de koninklijke harem (12:10-12).

Elk van deze gevolgen is pijnlijk. Het eerste is verbonden met het overspel zelf; het tweede is misschien een verwijzing naar het feit dat David in de eerste plaats werd verleid omdat hij niet ten strijde getrokken was met Joab, maar thuisbleef (11:1), duidelijk verlangend naar vrede; en het derde trakteert David op het verraad dat ook hijzelf gepleegd heeft.

Ten vierde is Davids respons op de meest drukkende van de oordelen uiteindelijk positief. God is niet het equivalent van het onpersoonlijke lot. Hij is een persoon, en een persoon kan gebeden en gezocht worden. Ondanks zijn gigantische falen is David nog altijd een man die God beter kent dan zijn talrijke critici.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 september uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten