woensdag 12 september 2012

'Ik zal zijn koninklijke troon voor immer bevestigen' (2 Sam. 7)


2 Samuël 7, 2 Korinthiërs 1, Ezechiël 15, Psalmen 56-57
Nadat zijn paleis is gebouwd beseft David dat hij leeft in pracht in vergelijking met de kleine en bescheiden tabernakel. Hij verlangt een tempel te bouwen, een ‘huis’ waarin de ark van het verbond kan geplaatst worden (2 Sam. 7).

Via de profeet Nathan echter toont God dat de zaken wel even anders liggen. David wil een ‘huis’ bouwen voor God, maar God verklaart dat Hijzelf een ‘huis’ zal bouwen voor David. Het woord ‘huis’ kan verwijzen naar een gebouw, maar het kan uitgebreid worden naar een gezin en zelfs naar een koningshuis, een dynastie (zoals je bijvoorbeeld in Engeland het koningshuis van de Windsors hebt, ‘the house of Windsor’).

David hoopt een ‘huis’ voor God te bouwen in de eerste betekenis; God vertelt David dat Hij voor hem een ‘huis’ zal bouwen in de derde betekenis. Hoewel Davids zoon Salomo een ‘huis’ voor God zal bouwen, is God in het laatste geval de ultieme Gever, en het ‘huis’ dat Hij voorstelt te zullen bouwen zal duurzamer blijken.

In deze context doet God dan een aantal opvallende beloften aan David. ‘Ook maakt de HEERE u bekend dat de HEERE voor ú een huis zal maken’ (7:11), zegt God. Om de lijn van David verder te zetten na zijn dood, voegt God eraan toe ‘zal Ik uw nakomeling, uw eigen zoon, na u doen optreden, en Ik zal zijn koningschap bevestigen. Die zal mijn naam een huis bouwen, en Ik zal zijn koninklijke troon voor immer bevestigen’ (7:12-13). De verwijzing gaat niet verder dan Salomo. In de verhaallijn van 1 en 2 Samuel fungeert Saul als het eerste voorbeeld van een koning die regeerde en wiens troon niet blijvend was, wiens ‘huis’ niet gebouwd werd. Maar zo zal het niet zijn met David. Zijn nakomelingschap zal regeren.

Toen Saul zondigde werd hij vervolgens verworpen door God. Maar wanneer Davids zoon in de fout gaat, zegt God: ‘Wanneer hij ongerechtigheid bedrijft, zal Ik hem tuchtigen met een roede der mensen en met slagen der mensenkinderen. [Noot van de schrijver: dus is deze ‘zoon’ zeker Jezus niet. ] Maar mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik haar heb doen wijken van Saul’ (7:14-15). Tot zover is het dus Salomo die we aan de horizon zien.

Maar dan kijkt God nogmaals verder: ‘Uw huis en uw koningschap zullen voor immer bestendig zijn voor uw aangezicht, uw troon zal vast staan voor altijd’ (7:16). Dit betekent ofwel dat er altijd iemand op de troon zal zitten in de lijn van David, of iets nog krachtigers.

Na verloop van tijd worden de profetieën over de komende ‘David’ of ‘Zoon van David’ geladen met veel grotere belofte. Jesaja voorziet iemand die zal regeren ‘op de troon van David en over zijn koninkrijk’, maar die ook genoemd wordt ‘Sterke God, Eeuwige Vader’ (Jes. 9:6-7). Hier is een afstammeling van David die het Davidische koningshuis in stand houdt, niet door het doorgeven ervan, maar door zijn eigen eeuwige heerschappij.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 september uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten