dinsdag 9 juni 2015

Vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God (Jes. 41)


Deuteronomium 13-14; Psalmen 99-101; Jesaja 41; Openbaring 11

De theologische kracht van Jesaja 41 wordt duidelijker wanneer we iets begrijpen van de achterliggende geschiedenis.

In lijn met de voorzegging van 39:6-7 werd Jeruzalem finaal vernietigd in 587 v.C., de tempel werd met de grond gelijk gemaakt en de bevolking gedood of weggevoerd. Dit was de meest schokkende gebeurtenis waarmee Israël in Oudtestamentische tijden geconfronteerd werd.

Maar verre van te denken dat dit bewees dat God de controle aan het verliezen was, voorzag Jesaja niet alleen de gebeurtenis, maar benadrukte hij ook dat dit Gods handelen was.

Nu spreekt hij tot hen die zouden te lijden krijgen onder Babylonische agressie en zich zouden afvragen of er hen ook nog maar enige hoop restte. Jesaja heeft hen er al aan herinnerd dat, wat God betreft, de volken niets meer voorstellen dan een druppel aan een emmer of een stofje op de weegschaal (40:15-17). Nu voorzegt hij dat God zelf de agressie van het Babylonische rijk zal stoppen. Hij zal de Perzische koning Cyrus (of Kores) opwekken (41:2-4, 25-27; Kores wordt met name genoemd in 44:28 en 45:1).

Kores, koning van de Perzische stad Ansjan, kwam aan de macht in 559, toen Perzië nog onderhorig was aan Medië. Tien jaar later doodde hij de Medische koning Astyges en vestigde hij het Perzische rijk. In minder dan een decennium onderwierp hij een gebied dat in het westen zo ver reikte als het huidige Turkije (waarbij hij op zijn weg koning Croesus versloeg), en zich in het oosten uitstrekte tot in het noordwesten van Indië.

Kores keerde de politiek om van de rijken die voor hem heersten. In plaats van ondergeschikte volken weg te voeren, moedigde hij bannelingen aan om naar huis te gaan – inclusief Israël (Ezra 1:2-4; zie de overdenking van 1 januari).

Jesaja 41 maakt dan twee belangrijke punten.

Ten eerste is het God alleen die naties tot Hem kan roepen, waarbij hij hun lot bestuurt en hen oproept zijn wil te volbrengen – en dit omvat ook Kores, die door God is ‘verwekt’ tot de taken die hem zijn toegewezen.

Waar is het bewijs voor dergelijke gewaagde stelling?

Het wordt gevonden in het feit dat God het volledige verloop van de gebeurtenissen voorzegt anderhalve eeuw voor ze zich voltrekken (41:21-29). Dit is iets dat heidense afgoden onmogelijk konden doen. ‘Zie, zij allen zijn nietigheid; niets zijn hun werken, wind en ijdelheid hun gegoten beelden’ (41:29). Dergelijke voorspellingen zijn het exclusieve terrein van ‘de Koning van Jakob’ (41:21), want Hij alleen schrijft de geschiedenis al op voorhand.

Ten tweede moet Israël beseffen dat ze samen Gods dienstknecht zijn (41:8-20), de nakroost van Jakob en van Abraham voor hem, zelf dienstknechten van God.
Dit betekent allerminst dat zij intrinsiek groot zijn: God spreekt hen aan als ‘wormpje Jakob, gij volkje Israël!’ (41:14). Maar ze hebben een grote God, hun Verlosser, de Heilige van Israël (41:14). Ze hoeven niet te vrezen (41:10) en mogen zich in Hem verheugen (41:16).


Eigen vertaling van de overdenking bij 9 juni uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten