zaterdag 6 juni 2015

De rook van het reukwerk, mèt de gebeden der heiligen, steeg uit de hand van de engel voor Gods aangezicht op (Opb. 8)

Deuteronomium 10; Psalm 94; Jesaja 38; Openbaring 8

Een van de meest treffende symbolisch geleden beelden in het boek Openbaring vinden we in Openbaring 8:3-5.

De oorsprong ervan is divers. Een ervan gaat terug naar passages als Psalm 141:2: ‘Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan, het opheffen van mijn handen als avondoffer’. David wil dat zijn gebeden even aangenaam zijn voor God, even aanvaardbaar voor God, als het reukwerk dat Hem aangeboden wordt voor de tabernakel aan het eind van de dag. Het reukofferaltaar was ingesteld door het Mozaïsch verbond (Ex. 30:1-10).

Dit specifieke altaar en slachtoffer zouden in de antieke wereld associaties oproepen die ons vreemd zijn. In een wereld voor er geursprays bestonden, konden de betere huizen wel een beetje reukwerk branden om de onvermijdelijke geurtjes te maskeren, en die associatie zou het branden van reukwerk in de tabernakel en later in de tempel oproepen. Dit door God ingestelde ritueel was nog altijd gangbaar in Jezus’ tijd (Lukas 1:8-9).

De associatie tussen gebeden en reukwerk werd al gebruikt door Johannes in Openbaring 5:8. Wanneer de Leeuw/het Lam, de Heer Jezus, de boekrol uit de rechterhand aanneemt van Hem die zit op de troon en zich klaarmaakt om de zegels te openen, staat er van de engelen die rond de troon zijn, dat ze zich voor het Lam neerwierpen. Ze hadden elk ‘gouden schalen, vol reukwerk; dit zijn de gebeden der heiligen’.

De les van het gezicht is niet dat geurkaarsen iets goeds zijn in kathedralen (dit zou symbool en realiteit door elkaar halen), maar iets dat dieper gaat. Als niemand waardig zou bevonden worden om Gods plannen voor gerechtigheid en zegen tot stand te brengen, dan zijn al de gebeden van Gods volk zinloos.

Nu de Leeuw/het Lam de overwinning heeft behaald, worden de gebeden (gesymboliseerd door het reukwerk omwille van de gelijkenis met het Oude Testament) in de tegenwoordigheid van God gebracht. De gebeden van Gods volk zullen gehoord en verhoord worden, omdat Gods plannen voor zegen en oordeel nu zeker zullen uitgevoerd worden.

Hier in 8:3-5 worden ‘de gebeden van alle heiligen’ geofferd op het reukofferaltaar voor God. ‘En de engel nam het wierookvat en vulde dat met het vuur van het altaar, en wierp (het vuur) op de aarde; en er kwamen donderslagen en stemmen en bliksemstralen en aardbeving’ (8:5) – allemaal tekenen, in de context, van de vreselijke tegenwoordigheid en het oordeel van God.

Gods oordeel is een antwoord op de gebeden van zijn volk. Waarom zou die gedachte vreemd moeten overkomen? De zielen van de martelaren roepen om gerechtigheid (Opb. 6:10). De hele gemeente roept ‘Kom, Here Jezus’ (22:20), wetende dat die wil het laatste oordeel zal doen neerdalen. Volgelingen van Jezus bidden ‘Uw koninkrijk kome’ – geen sentimenteel begrip in de context van een gebroken, opstandige wereld.


Eigen vertaling van de overdenking bij 6 juni uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten