Deuteronomium 24; Psalmen 114-115; Jesaja 51; Openbaring 21
In het licht van de tegenovergestelde alternatieven uiteengezet aan het eind van Jesaja 50 – ofwel de vreze des Heren en zijn Knecht gehoorzamen en zijn zegen kennen, of je eigen vuur aansteken en neerliggen in pijn – opent Jesaja 51:1-11 met woorden van bemoediging voor het trouwe overblijfsel.
Het gedeelte eindigt op de climax van een groots gezicht van de terugkeer naar de Heer, van intrede in Sion met gezang (51:11).
De woorden roepen herinneringen op aan de pelgrimsreizen die de godvrezenden ondernamen toen ze in het land waren. In de beste gevallen waren dit blijde gebeurtenissen, vol gezangen, vol van persoonlijke en gezinsherinneringen, vol enthousiaste verwachting terwijl het volk van God zijn schreden richtte naar Sion, naar de tempel van de levende God.
Maar de pelgrimstocht die de profeet in gedachten heeft, overschaduwt elke andere pelgrimsreis. De vroegere pelgrimstochten vonden drie keer per jaar plaats voor de voorgeschreven feesten. Hier wordt de taal van de pelgrimstocht aangehouden, maar wordt ons een glimp gegeven van het Einde: ‘De vrijgekochten des HEREN zullen wederkeren en met gejubel in Sion komen; eeuwige vreugde zal op hun hoofd wezen, blijdschap en vreugde zullen zij verwerven, kommer en gezucht zullen wegvluchten’ (51:11). We zijn teruggekeerd tot de ultieme hoop, verwoord in 2:1-5 en 11:1-16).
Maar het volk is daar nog niet. Wanneer ze ontmoedigd zijn door hun kleine aantallen en verslechterde omstandigheden, moeten ze hun herkomst gedenken, de rots waaruit ze gehouwen zijn: Abraham begon als één man, maar God ‘zegende hem en vermenigvuldigde hem’ (51:2).
Dus hier: ‘de HERE troost Sion, Hij troost al haar puinhopen’ (51:3). Gods heil zal zelfs eeuwig duren, en zijn gerechtigheid wordt niet verbroken (51:6).
Ondertussen moet Gods volk naar Hem luisteren. Ze hebben Gods ‘wet’ in hun hart (51:7): correct weergegeven betekent het woord ‘onderricht’, en kan het hier slaan op meer dan alleen de Wet van Mozes, namelijk op alle onderricht van God, dat Hij zowel door zijn profeten als priesters doorgaf.
Wanneer je verankerd bent in dit woord, dan is de volgende aansporing realistisch: ‘Vreest niet voor de smaad van stervelingen, wordt niet verschrikt vanwege hun beschimpingen’ (51:7). Op de lange termijn zullen ze vergaan als een kleed dat door de mot verteerd wordt, terwijl Gods gerechtigheid en heil ‘eeuwig duurt’ en ‘van geslacht tot geslacht’ (51:8).
Een aantal manuscripten houdt het (waarschijnlijk terecht) op een lichtelijk andere lezing in vers 4. In plaats van ‘mijn volk’ en ‘mijn natie’, lezen ze ‘volkeren’ en ‘naties’. Dit betekent dat 51:4-6 een andere groep pelgrims aanspreekt, opgeteld bij de Israëlieten – allen aangetrokken van overal ter wereld. Al dezen, samen met het overblijfsel van de Israëlieten, vormen ‘de vrijgekochten des HEREN’ (51:11; vgl. Opb. 5:9-10).
Eigen vertaling van de overdenking bij 19 juni uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten