Deuteronomium 20; Psalm 107; Jesaja 47; Openbaring 17
Aan de ene kant is Jesaja 47 behoorlijk eenvoudig; aan de andere kant bevat het hoofdstuk subtiele symboliek en bereidt het de weg voor de ontwikkeling van bepaalde Bijbelse symboliek in het Nieuwe Testament.
Aan de eenvoudige kant, schetst het hoofdstuk de val van Babylon, die in gang wordt gezet met de troonsbestijging van Kores. Babylon is een zielig trotse en arrogante stad. Ze is de ‘gebiedster der koninkrijken’ (47:5); ze denkt dat ze eeuwig zal bestaan (47:7) – een beetje zoals het Derde Rijk van Hitler. Ze is zo vol zelfvertrouwen over haar eigen veiligheid dat ze zich niet kan voorstellen weduwe te worden of haar kinderen te verliezen (47:8).
Trots op haar wijsheid en kennis (47:10) en haar toewijding aan de astrologie, denkt ze dat ze haar toekomst kan bepalen (47:12-13). Haar zelfverafgoding is ronduit afstotelijk: het terugkerende ‘ik ben het en niemand anders’ (47:8, 10) is een rechtstreekse aanval op Gods identieke aanspraak (45:5).
Maar God heeft er genoeg van. De ‘gebiedster der koninkrijken’ zal in het stof neerzitten (47:1); ze zal een slaaf worden (47:1-3). Deze ‘moeder’ zal plots weduwe worden en van kinderen beroofd worden (47:8-9). De astrologie zal waardeloos blijken als het er om gaat haar te redden (47:12-13), en bezweerders en tovenaars zullen geen baat brengen (47:12). God zelf is er op uit Babylon te vernietigen.
Maar deze tekst zinspeelt ook op een andere kant. De hoofdstukken 47 en 48 zijn met elkaar verbonden en vormen één groot geheel. Jesaja 47 veroordeelt Babylon voor zijn uitdagende trots en belooft haar ondergang; Jesaja 48 is gericht tot de bannelingen, die (zoals we zullen zien in de overdenking van morgen) aangepord worden om Babylon te verlaten en terug te keren naar Jeruzalem.
In de praktijk leven ze in de ene stad, Babylon; theologisch gezien horen ze bij een andere stad, Jeruzalem. Zuiver op historisch vlak gezien konden de gevangenen op dat ogenblik natuurlijk niet terugkeren naar Jeruzalem. Ze konden dit enkel doen nadat Kores aan de macht kwam en hen de toestemming gaf om terug te keren.
Maar theologisch gezien moeten de bannelingen zichzelf zien als behorend tot Jeruzalem en niet tot Babylon. Dus zoals ‘Jeruzalem’ soms met die naam verwijst naar de oude stad, en soms, zoals we al zagen, vooruitgrijpt naar het nieuwe, eschatologische Jeruzalem, zo kan het ook dat ‘Babylon’ niet alleen verwijst naar de oude stad die het hoogtepunt van zijn weelde bereikt rond de zesde eeuw v.C., maar ook een symbool wordt – een symbool dat vooruitgrijpt naar elke trotse stad of cultuur die zich verbeeldt eeuwig te zullen leven en hoogmoedig alles afmeet aan de standaarden van zijn eigen zonde en vooronderstellingen. Het historische Babylon wordt het symbool van vele Babylons.
Johannes begrijpt deze dingen. Dit is waarom hij in Openbaring 17 Rome beschrijft als ‘het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde’ (Opb. 17:5), een vrouw die dronken is door het bloed van de heiligen. Welke Babylons zijn sindsdien allemaal opgestaan?
Eigen vertaling van de overdenking bij 15 juni uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Dank je wel
BeantwoordenVerwijderen