vrijdag 21 februari 2014

'Ik zal het hart van Farao verharden' (Ex. 4)

Exodus 4; Lukas 7; Job 21; 1 Korinthiërs 8
In Exodus 4 leiden twee elementen complexe ontwikkelingen in die vooruitgrijpen naar de rest van de Bijbel.

De eerste is de reden die God geeft over waarom Farao niet zal onder de indruk zijn van de wonderen die Mozes doet.

God verklaart: ‘Ik zal zijn hart verharden, zodat hij het volk niet zal laten gaan’ (4:21). In de loop van de daaropvolgende hoofdstukken varieert de vorm van de uitdrukking: niet alleen ‘Ik zal het hart van Farao verstokken’ (7:3), maar ook ‘het hart van Farao verhardde’ of ‘was hard’ (7:13, 22; 8:19 enz.) en ‘liet hij zijn hart niet vermurwen’ (8:15, 32 enz.). Een eenvoudig patroon valt in deze verwijzingen niet te herkennen.

Aan de ene kant kunnen we niet zeggen dat het patroon opwaarts gaat van ‘Farao verhardde zijn hart’ tot ‘Farao’s hart werd verhard’ tot ‘God verhardde Farao’s hart’ (alsof Gods verharden niets meer zou zijn dan de goddelijke oordelende bevestiging van een patroon dat de man voor zichzelf gekozen had); aan de andere kant kunnen we niet zeggen dat het patroon gewoon neerwaarts gaat van ‘God verhardde Farao’s hart’ tot ‘Farao’s hart werd verhard’ tot ‘Farao verhardde zijn hart’ (alsof Farao’s zelfopgelegde verharding niets meer was dan het onvermijdelijke gevolg van de Goddelijke verordening).

Drie opmerkingen kunnen wat licht werpen op deze teksten.

(a) Gezien de Bijbelse verhaallijn tot hiertoe, neemt men aan dat Farao al een zeer slecht persoon is. Meer bepaald heeft hij Gods verbondsvolk tot slaven gemaakt. God heeft geen moreel neutraal man verhard; Hij heeft oordeel uitgesproken over een slecht mens. De hel zelf is een plaats waar bekering niet langer mogelijk is. Gods verharden heeft het effect die straf wat vroeger op te leggen dan gewoonlijk.

(b) In alle menselijke daden is God nooit compleet passief: dit is een theïstisch universum, in die mate dat ‘God verhardde Farao’s hart’ en ‘Farao verhardde zijn eigen hart’, bij lange na geen tegengestelde verklaringen zijn, maar onderling aanvullende.

(c) Dit is niet het enige Schriftgedeelte waar dit soort dingen gezegd wordt. Kijk bijvoorbeeld naar 1 Koningen 22, Ezechiël 14:9, en bovenal naar 2 Tessalonicenzen 2:11-12: ‘En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid’.

Het tweede vooruitgrijpende element is de ‘zoon’-terminologie: ‘Israël is mijn eerstgeboren zoon; daarom zeg Ik u: laat mijn zoon gaan, opdat hij Mij diene; zoudt gij echter weigeren hem te laten gaan, dan zal Ik uw eerstgeboren zoon doden’ (Ex. 4:22-23).

Deze eerste verwijzing naar Israël als de zoon van God ontwikkelt verder naar een pulserende typologie die de Davidische koning omarmt als de zoon bij uitstek, de zoon ‘par excellence’, en uiteindelijk resulteert in Jezus, de ultieme Zoon van God, het ware Israël en de messiaanse Koning.


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten