donderdag 20 februari 2014

De HERE: van niets of niemand afhankelijk (Ex. 3)

Exodus 3; Lukas 6; Job 20; 1 Korinthiërs 7

Twee elementen in Exodus 3 vragen onze aandacht.

Het eerste is de dramatische introductie van ‘de engel des Heren’ (3:2). Mozes ziet minstens aanvankelijk geen ‘engel’. De tekst zegt: ‘Daar verscheen hem de Engel des HEREN als een vuurvlam midden uit een braamstruik’ – maar dit kan niet betekenen dat een engelachtig wezen tussen de vlammen verscheen, te onderscheiden van de vlammen, want wat Mozes’ aandacht trekt is de braamstruik zelf die, hoewel blijkbaar aan het branden, nooit verteerde.

De verschijning van ‘de engel des Heren’ was dus kennelijk in de wonderbaarlijke vlammen zelf. Het valt op dat wanneer de stem tot Mozes spreekt vanuit de brandende braamstruik, het niet de stem van de engel is, maar de stem van God: ‘[…] riep God hem uit de braamstruik toe: Mozes, Mozes!’ (3:4). De daaropvolgende discussie gaat tussen God en Mozes; er is geen verdere vermelding van ‘de engel des Heren’.

Op het eerste gezicht is deze ‘engel des Heren’ dus een bepaalde manifestatie van God zelf. We zullen nog gelegenheid hebben om andere oudtestamentische passages te overdenken waar de engel des Heren verschijnt – soms in menselijke gedaante, soms zelfs niet expliciet een ‘engel’ genoemd (herinner je de ‘man’ die worstelt met Jakob in Gen. 32), altijd intrigerend ‘anders’, en telkens op een bepaalde manier te identificeren met God zelf.

Wanneer deze tekst vermeldt dat ‘God zei’, mogen we ons wel afvragen of dit echt niets meer betekent dan dat God via deze engelachtige boodschapper sprak; als de boodschapper de woorden van God spreekt, is het uiteindelijk in zekere zin God zelf die spreekt.

Maar de Bijbelse verschijningen van ‘de engel des Heren’ laten zich niet makkelijk inpassen in een zo netjes afgebakende en simplistische verklaring. Het is bijna alsof de Bijbelse auteurs willen aanduiden dat God zelf verscheen, terwijl deze transcendente God zich toch onderscheidt van gelijk welke gewone verschijning ook.

De engel des Heren blijft een enigmatische figuur die je kan identificeren met God, maar toch van Hem moet onderscheiden – een vroege aankondiging als het ware, van het eeuwige Woord dat vlees werd, en tegelijk zowel Gods metgezel is als God zelf (Joh. 1:1, 14).

Het tweede element is zelfs nog belangrijker, hoewel ik er slechts de kortste commentaar kan aan wijden. De naam van God (3:13-14) kan worden weergegeven als ‘IK BEN WIE IK BEN’, zoals ook de NBG doet, of ‘Ik zal zijn wat Ik zal zijn’.

In het Hebreeuws is de verkorte vorm ‘Ik ben’ op een bepaalde manier verbonden met YHWH, vaak uitgesproken als Yahweh (en meestal weergegeven als ‘HERE’, in hoofdletters; dezelfde letters als achter het Nederlandstalige Jehovah).

Het minste dat deze naam suggereert is dat God algenoegzaam is, eeuwig, volledig onafhankelijk en volkomen soeverein: God is wat Hij is, van niets en niemand afhankelijk.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten