vrijdag 28 februari 2014

Achter de schermen werkt Gods krachtige hand (Ex. 11-12)


Exodus 11:1-12:20; Lukas 14; Job 29; 1 Korinthiërs 15
De verpletterende plagen kenden hun door God bepaalde verloop. Herhaaldelijk verhardde Farao zijn hart; maar hoe schuldig deze man ook was, toch werkte God soeverein achter de schermen, eigenlijk tot waarschuwing van Farao en met de impliciete uitnodiging tot bekering.

Zo had God via Mozes al tot Farao gezegd: ‘doch hierom laat Ik u bestaan, om u mijn kracht te tonen, opdat men mijn naam verkondige op de gehele aarde. Nog steeds verzet gij u tegen mijn volk, zodat gij het niet laat gaan’ (9:16-17). Maar nu zakt Farao’s geduld als een pudding ineen. Hij waarschuwt Mozes niet meer aan het hof te verschijnen: ‘ten dage, dat gij mijn aangezicht ziet, zult gij sterven’ (10:28).

Zo wordt het toneel voorbereid voor de laatste plaag, de grootste en ergste van allemaal. Na de vorige negen rampen zou je denken dat Mozes’ beschrijving van wat zou gebeuren (Ex.11) Farao tot terughoudendheid zou aanzetten. Maar hij weigert te luisteren (11:9); en dit alles gebeurt, zegt God, ‘opdat mijn wonderen in het land Egypte talrijk worden’ (11:9).

In Exodus 11-12 vind je nog maar eens een bijna toevallige beschrijving van Gods soevereine voorzienigheid. Exodus 11 verhaalt ons, bijna tussen haakjes, dat ‘de HERE bewerkte, dat de Egyptenaren het volk gunstig gezind waren’ (11:3). Dit wordt in Exodus 12 gevolgd door de beschrijving van de Egyptenaren die de Israëlieten aanspoorden het land te verlaten (12:33).

Je kunt de redenering begrijpen: hoeveel meer plagen als die laatste konden ze nog doorstaan? Tegelijk vragen de Israëlieten om kleding en zilver en goud. ‘En de HERE bewerkte, dat de Egyptenaren het volk gunstig gezind waren, zodat zij hun verzoek inwilligden. Zo beroofden zij de Egyptenaren’ (12:36).

Psychologisch gezien is het al te makkelijk om na de gebeurtenissen met verklaringen te komen over dit alles. Bovenop de vrees die de Israëlieten nu opriepen onder de Egyptenaren, speelde misschien ook schuldgevoel een rol: wie weet? ‘We zijn hen iets verschuldigd’. Natuurlijk had je psychologisch gezien ook een heel ander scenario kunnen uitdokteren: in een bui van razernij hadden de Egyptenaren het volk kunnen uitmoorden wiens leider en God dergelijke verwoestende slachtpartij onder hen had veroorzaakt.

In werkelijkheid echter is de ultieme reden waarom de dingen op deze manier uitdraaien te vinden in de krachtige hand van God: de Heer zelf zorgde ervoor dat de Egyptenaren het volk gunstig gezind waren.

Dit is het element dat vaak over het hoofd wordt gezien door sociologen en anderen die alles binnen de cultuur bezien als een gesloten systeem. Ze vergeten dat God kan ingrijpen en de harten en geesten van mensen kan veranderen.

Een indrukwekkende opwekking die de waardensystemen van het Westen transformeert is nu vrijwel onvoorstelbaar voor hen die uitgaan van gesloten systemen. Maar als God in genade ingrijpt en het volk ‘gunstig gezind’ doet staan tegenover de prediking van het evangelie …


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 27 februari 2014

Als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen (Lk. 13)


Exodus 10; Lukas 13; Job 28; 1 Korinthiërs 14
Pilatus was een zwak en slecht mens. Het verslag in Lukas 13:1-5 is dus volkomen geloofwaardig. De details mogen onduidelijk zijn, het algemene beeld is duidelijk genoeg. Sommige Galileeërs hadden offers gebracht: als ze Joden waren, dan moeten ze dit gedaan hebben in de tempel van Jeruzalem.

Misschien waren ze betrokken bij een vleugel van de nationalistische Zelotenbeweging of werden ze als dusdanig beschouwd, en Pilatus zag hen als een bedreiging. Hij liet hen ombrengen en hun bloed vermengen met het bloed van de offerdieren die ze zelf hadden gebracht. Als het mengen van het bloed letterlijk moet worden genomen, dan betekent dit dat Pilatus hen liet afslachten in de tempel – heiligschennis vermengd met een bloedbad.

Wanneer dit voorval aan Jezus wordt voorgelegd om zijn commentaar te horen, slaat hij een richting in die zijn gesprekspartners moet hebben verbaasd. Misschien verwachtten sommigen dat Hij Pilatus zou veroordelen; misschien wilden anderen dat Hij commentaar zou leveren op de Zelotenbeweging; enkelen hoopten mogelijk dat Hij wat spottende aanklachten zou uiten over deze rebellen die hun verdiende loon kregen.

Jezus slaat geen van deze paden in. ‘Meent gij, dat deze Galileeërs groter zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat zij dit lot hebben ondergaan? Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen’ (13:2-3).

Het punt dat Hij maakte kon makkelijk verloren gaan in de politieke gevoeligheden van deze tragedie, dus verwijst Jezus meteen naar een andere ramp, deze keer zonder Galileeërs, Pilatus, de tempel, offerandes en vermengd bloed. Achttien mensen stierven toen een toren instortte. Jezus stelt dat zij niet schuldiger waren dan gelijk wie in Jeruzalem. Eerder moet dezelfde les worden geleerd: ‘als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen’ (13:5).

Jezus’ verrassende analyse is slechts zinvol als drie dingen waar zijn:

(a) Elk van ons verdient het om om te komen. Als we gespaard blijven, dan is dit een genadebewijs. Wat ons wel zou moeten verwonderen is dat zo velen van ons zo lang gespaard blijven.

(b) De dood overkomt ons allen. Onze wereld betoogt vaak dat de ergste ramp die je kan treffen is als je jong sterft. Maar dit is niet zo. De echte ramp is dat we allemaal onder die doodstraf vallen, en we allemaal sterven. De leeftijd waarop we sterven is alleen relatief beter of slechter.

(c) De dood heeft het laatste woord over ons allen – tenzij we ons bekeren, en dat is het enige dat ons over de dood heen tot het leven leidt van het aangebroken koninkrijk.

Heb je gehoord van de miljoenen die afgeslacht zijn onder Pol Pot? Heb je gehoord van de wreedaardige slachtpartij in zuidelijk Soedan? Heb je de massagraven in Bosnië gezien? Of de beelden van het moeras in Florida waar Valujet Vlucht 592 neerstortte? Ik vertel u de waarheid: als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 26 februari 2014

'Ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit' (Lk. 12)


Exodus 9; Lukas 12; Job 27; 1 Korinthiërs 13
Misschien zag je al eens de bumpersticker: ‘Wie de meeste speeltjes heeft wint’. Wint wat? De persoon met de meeste speeltjes neemt uit dit leven exact hetzelfde mee als ieder ander. Een miljard jaren of zo verder in de eeuwigheid, zal het niet al te belangrijk meer blijken hoeveel speeltjes we verzamelden tijdens onze zeventig jaren in dit leven.

Maar in een materialistische cultuur is het schrikwekkend als je begint te zien hoe diep ingesleten hebzucht is, hoe het binnensluipt in allerlei prioriteiten en relaties. In Lukas 12:13-21 wordt Jezus geconfronteerd met iemand die Hem smeekt, ‘Meester, zeg tot mijn broeder, dat hij de erfenis met mij dele’.

We weten niet of die persoon een rechtmatige aanspraak maakte of niet. Vanuit Jezus’ perspectief deed het er ook niet toe, want er stond een meer fundamentele kwestie op het spel. Voor die persoon was een gedeelte van de erfenis belangrijker dan een godsvruchtige relatie met zijn broer.

Niet alleen stelt Jezus dat Hij niet is gekomen om scheidsrechter te zijn in dergelijke minder belangrijke zaken (12:14), maar Hij waarschuwt ook ‘Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit’ (12:15). Misschien dat de persoon met de meeste speeltjes dan uiteindelijk toch niet wint.

Dit gaat vooraf aan de gelijkenis van de rijke boer wiens groeiende graanvoorraden hem aanzetten om steeds grotere schuren te bouwen (12:16-20). In onze cultuur kunnen we makkelijk boer vervangen door bouwondernemer of softwareproducent of immomakelaar.

In een cultuur die zich blindstaart op de huidige bezittingen, is het voor gelovigen bedroevend gemakkelijk om in dezelfde draaikolk van hebzucht te worden meegezogen. Wat begint als een volkomen gepaste toewijding om je best te doen voor de zaak van Christus, kan ontaarden in een egoïstische concurrentiestrijd en een mateloze consumptiedrang.

Je bent druk met het plannen van je pensioen; want uiteindelijk, zo bedenk je bij jezelf, heb je ‘vele goederen liggen, opgetast voor vele jaren’ (12:19). Omdat iedereen je vertelt hoe goed je er wel voor staat, hoor je de stem van God niet: ‘Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn?’ (12:20).

Het probleem is niet de rijkdom zelf. De Bijbel getuigt van een aantal rijke mensen die hun rijkdom voor God gebruikten, mensen die niet zo vastzaten aan hun rijkdom dat die een surrogaat-God werd.

Maar je zou aarzelen om dit feit te vermelden, omdat de meesten onder ons er zo goed in zijn onszelf te misleiden dat we onvermijdelijk denken dat deze toegeving ons buiten schot zet. Anderen zijn hebzuchtig of gierig; ikzelf werk hard en ben zuinig. Anderen zijn materialistisch en gericht op genot; ik ben realistisch en geloof dat een vrolijk hart de genezing bevordert. Dus denk na over Lukas 12:21.


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 25 februari 2014

Een halve bekering levert niets goeds op (Lk. 11)


Exodus 8; Lukas 11; Job 25-26; 1 Korinthiërs 12

Een van de meest treffende beelden van wat je een ‘gedeeltelijke bekering’ zou kunnen noemen, vinden we in Lukas 11:24-26. Jezus leert dat wanneer een boze geest van iemand is uitgevaren, die ‘door dorre plaatsen’ gaat ‘om rust te zoeken’ die hij niet vindt – schijnbaar op zoek naar een nieuwe persoon om verblijf in te houden.

Dan overweegt de geest een terugkeer naar zijn vorige verblijfplaats. Bij verkenning blijkt de vroegere verblijfplaats verrassend vacant. De geest verzamelt zeven kompanen die zelfs nog boosaardiger zijn dan hij ‘en zij komen binnen en wonen daar. En het wordt met dien mens in het einde erger dan in het begin’.
Het lijkt erop dat de man bij wie de boze geest werd uitgeworpen, deze geest nooit verving door iets anders. De Heilige Geest nam geen intrek in zijn leven; de man bleef als het ware beschikbaar.

We moeten hier drie lessen uit leren.

Ten eerste komen ‘gedeeltelijke bekeringen’ al te vaak voor. Iemand wordt gedeeltelijk gereinigd. Hij of zij komt net dicht genoeg bij het evangelie en bij het volk van God om een bepaald afwenden van goddeloosheid te krijgen, een beginnend enthousiasme voor heiligheid, een aantrekking tot gerechtigheid.

Maar zoals de persoon die wordt voorgesteld door de rotsachtige bodem in de gelijkenis van de zaaier en de bodems (8:4-15), kan deze persoon aanvankelijk wel de top van de oogst lijken, maar toch niet volhouden. Er is nooit het soort bekering geweest dat de overname aantoont van een individu door de levende God, een heroriëntatie die verbonden is met oprechte bekering en volhardend geloof.

De tweede les volgt: een klein evangelie is een gevaarlijk ding. Het zorgt ervoor dat mensen goed van zichzelf denken, dat ze een zucht van opluchting slaken dat de vreselijkste kwaden zijn verdwenen, dat ze een fijn gevoel krijgen ergens bij te horen. Maar als een persoon niet werkelijk is gerechtvaardigd, wedergeboren en overgebracht van het koninkrijk van de duisternis naar het koninkrijk van de Zoon van Gods liefde, dan kan deze scheut religie weinig meer zijn dan een inenting tegen het ware.

De derde les is een afgeleide. Dit gedeelte is thematisch verbonden met een andere grote lijn in de Schrift. Het kwaad kan nooit eenvoudigweg worden weerstaan – dit wil zeggen: het is nooit genoeg om het boze simpelweg te bevechten, om een demon uit te werpen. Het boze moet vervangen worden door het goede, de boze geest door de Heilige Geest. We moeten ‘het kwade door het goede’ overwinnen (Rom. 12:21).

Het is bijvoorbeeld moeilijk om bitterheid tegenover iemand te overwinnen door het eenvoudige voornemen op te houden met bitter zijn; je moet de bitterheid vervangen door oprechte vergeving en liefde voor die persoon.

Het is moeilijk om begeerte te overwinnen door het eenvoudige voornemen niet meer zo materialistisch te zijn; je moet je affecties richten op een betere schat (vgl. Lukas 12:13-21) en leren om op een wonderlijke en zelfopofferende manier vrijgevig te zijn. Overwin het kwade door het goede.


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 24 februari 2014

What if trials of this life are Your mercies in disguise



Laura Story: 'Blessings'


We pray for blessings
We pray for peace
Comfort for family, protection while we sleep
We pray for healing, for prosperity
We pray for Your mighty hand to ease our suffering
All the while, You hear each spoken need
Yet love is way too much to give us lesser things
(Chorus)
'Cause what if your blessings come through raindrops
What if Your healing comes through tears
What if the thousand sleepless nights are what it takes to know You're near
What if trials of this life are Your mercies in disguise
We pray for wisdom
Your voice to hear
We cry in anger when we cannot feel You near
We doubt your goodness, we doubt your love
As if every promise from Your Word is not enough
And all the while, You hear each desperate plea
And long that we'd have faith to believe
Chorus
When friends betray us
When darkness seems to win
We know the pain reminds this heart
That this is not, this is not our home
Chorus
What if my greatest disappointments
Or the aching of this life
Is the revealing of a greater thirst this world can't satisfy
What if trials of this life
The rain, the storms, the hardest nights
Are your mercies in disguise

Verheug je dat je naam in de hemel opgetekend is (Lk. 10)


Exodus 7; Lukas 10; Job 24; 1 Korinthiërs 11

Van Dr. Martyn Lloyd-Jones, een van de meest invloedrijke predikers van de twintigste eeuw, wordt het volgende verhaal verteld. Toen hij stervende was aan kanker vroeg een van zijn vrienden en voormalig medewerkers hem daaromtrent eigenlijk: ‘Hoe doe je het om dit te kunnen doorstaan?

Je was gewoon om diverse keren per week te prediken. Je hebt belangrijke christelijke organisaties opgestart; je invloed is nog toegenomen via geluidsopnames en boeken tot christenen op de vijf continenten. En nu ben je aan de zijlijn gezet.

Je bent beperkt tot stil zitten, soms nog in staat tot een klein beetje editeerwerk. Ik vraag dus niet zozeer hoe je de ziekte zelf doorkomt. Eerder hoe je omgaat met de stress van uit roulatie te zijn?’

Lloyd-Jones antwoordde met de woorden van Lukas 10: ‘Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is’ (10:20 – hoewel Lloyd-Jones natuurlijk de King James Version zou geciteerd hebben).

Het citaat was opmerkelijk relevant. De discipelen waren net teruggekeerd van een trainingsopdracht, en verwonderen zich over wat ze meemaakten: ‘zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons bij het horen van uw naam’ (10:17).

Aan de ene kant moedigt Jezus hen aan. Hij verzekert hen dat (in een bepaalde visionaire ervaring?) Hij satan als een lichtflits uit de hemel zag vallen (10:18).

Blijkbaar verstaat Jezus deze trainingsopdracht door zijn discipelen als een teken, een tussenstap, van satans omverwerping, in principe verwezenlijkt aan het kruis (vgl. Opb. 12:9-12). Hij vertelt zijn discipelen dat ze nog getuige zullen zijn van verbazingwekkender dingen dan deze (Lukas 10:18-19).

‘Echter’, voegt hij er aan toe (en dan komen de woorden geciteerd door Lloyd-Jones), ‘verheug je er [… ] niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is’ (10:20).

Het is zo makkelijk om verheugd te zijn over succes. Onze eigen identiteit kan verweven geraken met de vrucht op ons dienstwerk. Dit is natuurlijk gevaarlijk wanneer het succes taant – maar dit is niet het probleem hier. De dingen konden niet beter gaan voor Jezus’ discipelen. En het gevaar is dan natuurlijk, dat het niet God is die wordt aanbeden. Onze eigen wonderlijke aanvaarding door God zelf is niet langer wat ons raakt, maar ons eigen schijnbare succes.

Dit was de zonde van heel wat ‘succesvolle’ voorgangers, en niet minder van ‘succesvolle’ leken. Terwijl ze fier waren op hun eigen orthodoxie en ze een waardevol werk toevertrouwd kregen, zijn ze heimelijk iets anders beginnen verafgoden: succes. Weinig valse goden zijn zo bedrieglijk.

Wanneer we geconfronteerd worden met dergelijke verzoekingen, is het van het grootste belang ons te verheugen omwille van de beste redenen – en er is geen betere dan dat onze zonden zijn vergeven, en dat door Gods eigen genadige initiatief onze namen werden opgeschreven in de hemel.


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 23 februari 2014

'Want wie onder u allen de minste is, die is groot' (Lk. 9)


Exodus 6; Lukas 9; Job 23; 1 Korinthiërs 10
Een van de taken die je wachten als je de canonieke evangeliën zorgvuldig wilt lezen, is te zien hoe de verschillende delen verband houden. Vluchtige lezers herinneren zich individuele verhalen over Jezus van in hun zondagschooltijd, maar ze staan niet altijd stil bij de verbanden die deze verhalen tot een volledig evangelie smeden.

Bovendien schikte de ene evangelieschrijver zijn materiaal niet op exact dezelfde manier als de andere, dus gaat de specifieke geur van elk evangelie vaak verloren, tenzij we de onderscheiden verbanden goed overwegen.

Een leerzaam voorbeeld vinden we in Lukas 9:49-50. De voorafgaande verzen (9:46-48) beschrijven hoe Jezus’ discipelen discussiëren over wie van hen de grootste zou zijn (wellicht in het dan gevestigde koninkrijk). Jezus, die hun gedachten kent, leert hen een pijnlijke les, terwijl Hij een klein kind gebruikt om zijn punt duidelijk te maken.

Belangrijke mensen vleien vaak bij nog belangrijker mensen. Wie Jezus volgen verwelkomen de minst machtigen uit de maatschappij – de kleine kinderen. Wat Jezus vraagt is een blik die fundamenteel verschilt van die van de wereld: ‘Want wie onder u allen de minste is, die is groot’ (9:48 [of: ‘is werkelijk groot’, NBV]).

Het is op dit punt dat 9:49-50 om de hoek komt kijken. Johannes legt uit dat hij en de anderen een man demonen zagen uitdrijven in Jezus’ naam, ‘en wij wilden het hem beletten, omdat hij niet met ons U volgt’. Jezus verbiedt hen op die manier te handelen ‘want wie niet tegen u is, is vóór u’.

Op het eerste gezicht verschilt het onderwerp een beetje van de voorgaande verzen. Maar dan ook misschien weer niet: de verbanden vergen een zorgvuldige afweging. Johannes’ klachten klinken niet langer als godvrezende zorg voor orthodoxie, maar meer als machtshongerig gejammer dat zich er drukker over maakt of degenen die prediken en genezen wel tot de juiste strekking behoren, dan over de voortgang van de missie zelf.

Dus is dit op een wat meelijwekkende manier verbonden met het debat over wie nu de grootste is. Een hoge eigendunk zal onvermijdelijk een onstabiele basis blijken om de bediening van anderen met wijsheid te kunnen inschatten.

De daaropvolgende verzen (9:51-56) tonen ons Jezus in Samaria. Wanneer de Samaritanen ongastvrij blijken, zijn Jezus’ discipelen nogal bereidwillig om vuur over hen te laten neerdalen. Jezus wijst hen terecht. Aangezien deze verzen volgen op de al besproken thema’s, wordt het gedrag verklaard dat de discipelen hier vertonen.

Hun passie voor oordeel over de Samaritanen komt minder voort uit een goed verstaan van en toewijding aan Christus Jezus, dan uit een machtshongerige zelfgerichtheid.

De slotverzen van het hoofdstuk markeren hetzelfde contrast (9:57-62). De drie die het luidst tegenwerpen hoe ijverig ze Jezus zullen volgen, worden met beslistheid op hun plaats gezet: ze hebben de kost van het discipelschap niet berekend, en zo krijgen hun vrome protesten een lelijke ondertoon van eigenliefde.


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 22 februari 2014

Een nieuwe familie op basis van gehoorzaamheid aan het woord (Lk. 8)


Exodus 5; Lukas 8; Job 22; 1 Korinthiërs 9
In Lukas 8:19-21 lees je: ‘Zijn moeder en broeders kwamen tot Hem en zij konden Hem niet bereiken vanwege de schare. Men boodschapte Hem: Uw moeder en uw broeders staan buiten en willen U zien’ - wellicht waren ze in de veronderstelling dat Jezus zich zelf een weg zou banen tot bij hen, of zijn autoriteit zou gebruiken om te zorgen dat zij vrije doorgang kregen. Tenslotte was dit toch een veel minder individualistische cultuur dan de onze, veel meer gericht op het gezin en de grotere familie.

Dit is wat Jezus’ antwoord nog verbazingwekkender maakt: ‘Mijn moeder en mijn broeders zijn dezen, die het woord Gods horen en doen’ (8:21). Vier dingen moeten hier worden gezegd.

Ten eerste is dit geen geïsoleerd gedeelte. Eens Jezus zijn publieke bediening aanvat, verraadt hij bij geen enkele gelegenheid, tot aan het kruis, nog maar de minste voorkeur voor zijn eigen familieleden, inclusief zijn moeder. Bij elke gelegenheid houdt Hij ofwel onopvallend afstand van hen (zoals hier en in 11:27-28), of wijst Hij hen vriendelijk terecht (bijv. in Joh. 2:1-11).

Er is geen uitzondering. Zij die beweren dat Maria een voetje voor heeft in de genegenheden en zegeningen die alleen Jezus kan schenken, kunnen dit niet op redelijke wijze staven vanuit deze teksten.

Ten tweede zijn de redenen voor Jezus’ handelswijze niet moeilijk te achterhalen. Ook buiten deze passage blijven de evangeliën onze aandacht vestigen op Jezus’ uniciteit. In de context van Lukas wordt de familieband overschaduwd door Jezus’ maagdelijke conceptie, die verbonden is met Jezus’ opdracht en met wie Hij is.

Te oordelen naar het boek Handelingen moest zelfs Jezus’ natuurlijke familie na de opstanding leren zien wie deze zoon en broer van hen werkelijk was, en ze werden deel van de christelijke gemeenschap die Hem aanbad.

Ten derde suggereert dit op geen enkel ogenblik dat Jezus hard was voor de gevoelens van zijn familie. Een van de meest treffende momenten in het evangelie van Johannes schildert Jezus aan het kruis, terwijl Hij bijna met zijn laatste ademtocht voorziet in de zorg en stabiliteit die nodig is voor zijn radeloze moeder (Joh. 19:26-27).

Ten vierde mag de kracht van dit gedeelte ons niet ontgaan: Jezus stelt dat degenen die Hem het meest na staan, degenen die Hij ‘bezit’ als de zijnen, degenen die vlot toegang tot Hem hebben, degenen die deel uitmaken van zijn echte familie, voortaan niet zijn natuurlijke verwanten zijn, maar ‘dezen, die het woord Gods horen en doen’ (8:21).

Anders dan veel heersers, toont Jezus geen interesse in een natuurlijke dynastie. Ook lag zijn ultieme focus niet op zijn stam, geslacht of gezin. Hij kwam om het gezin van God tot blijvend leven te roepen – en zij worden gekenmerkt door het gehoorzaam luisteren naar Gods woord.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 21 februari 2014

'Ik zal het hart van Farao verharden' (Ex. 4)

Exodus 4; Lukas 7; Job 21; 1 Korinthiërs 8
In Exodus 4 leiden twee elementen complexe ontwikkelingen in die vooruitgrijpen naar de rest van de Bijbel.

De eerste is de reden die God geeft over waarom Farao niet zal onder de indruk zijn van de wonderen die Mozes doet.

God verklaart: ‘Ik zal zijn hart verharden, zodat hij het volk niet zal laten gaan’ (4:21). In de loop van de daaropvolgende hoofdstukken varieert de vorm van de uitdrukking: niet alleen ‘Ik zal het hart van Farao verstokken’ (7:3), maar ook ‘het hart van Farao verhardde’ of ‘was hard’ (7:13, 22; 8:19 enz.) en ‘liet hij zijn hart niet vermurwen’ (8:15, 32 enz.). Een eenvoudig patroon valt in deze verwijzingen niet te herkennen.

Aan de ene kant kunnen we niet zeggen dat het patroon opwaarts gaat van ‘Farao verhardde zijn hart’ tot ‘Farao’s hart werd verhard’ tot ‘God verhardde Farao’s hart’ (alsof Gods verharden niets meer zou zijn dan de goddelijke oordelende bevestiging van een patroon dat de man voor zichzelf gekozen had); aan de andere kant kunnen we niet zeggen dat het patroon gewoon neerwaarts gaat van ‘God verhardde Farao’s hart’ tot ‘Farao’s hart werd verhard’ tot ‘Farao verhardde zijn hart’ (alsof Farao’s zelfopgelegde verharding niets meer was dan het onvermijdelijke gevolg van de Goddelijke verordening).

Drie opmerkingen kunnen wat licht werpen op deze teksten.

(a) Gezien de Bijbelse verhaallijn tot hiertoe, neemt men aan dat Farao al een zeer slecht persoon is. Meer bepaald heeft hij Gods verbondsvolk tot slaven gemaakt. God heeft geen moreel neutraal man verhard; Hij heeft oordeel uitgesproken over een slecht mens. De hel zelf is een plaats waar bekering niet langer mogelijk is. Gods verharden heeft het effect die straf wat vroeger op te leggen dan gewoonlijk.

(b) In alle menselijke daden is God nooit compleet passief: dit is een theïstisch universum, in die mate dat ‘God verhardde Farao’s hart’ en ‘Farao verhardde zijn eigen hart’, bij lange na geen tegengestelde verklaringen zijn, maar onderling aanvullende.

(c) Dit is niet het enige Schriftgedeelte waar dit soort dingen gezegd wordt. Kijk bijvoorbeeld naar 1 Koningen 22, Ezechiël 14:9, en bovenal naar 2 Tessalonicenzen 2:11-12: ‘En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid’.

Het tweede vooruitgrijpende element is de ‘zoon’-terminologie: ‘Israël is mijn eerstgeboren zoon; daarom zeg Ik u: laat mijn zoon gaan, opdat hij Mij diene; zoudt gij echter weigeren hem te laten gaan, dan zal Ik uw eerstgeboren zoon doden’ (Ex. 4:22-23).

Deze eerste verwijzing naar Israël als de zoon van God ontwikkelt verder naar een pulserende typologie die de Davidische koning omarmt als de zoon bij uitstek, de zoon ‘par excellence’, en uiteindelijk resulteert in Jezus, de ultieme Zoon van God, het ware Israël en de messiaanse Koning.


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 20 februari 2014

De HERE: van niets of niemand afhankelijk (Ex. 3)

Exodus 3; Lukas 6; Job 20; 1 Korinthiërs 7

Twee elementen in Exodus 3 vragen onze aandacht.

Het eerste is de dramatische introductie van ‘de engel des Heren’ (3:2). Mozes ziet minstens aanvankelijk geen ‘engel’. De tekst zegt: ‘Daar verscheen hem de Engel des HEREN als een vuurvlam midden uit een braamstruik’ – maar dit kan niet betekenen dat een engelachtig wezen tussen de vlammen verscheen, te onderscheiden van de vlammen, want wat Mozes’ aandacht trekt is de braamstruik zelf die, hoewel blijkbaar aan het branden, nooit verteerde.

De verschijning van ‘de engel des Heren’ was dus kennelijk in de wonderbaarlijke vlammen zelf. Het valt op dat wanneer de stem tot Mozes spreekt vanuit de brandende braamstruik, het niet de stem van de engel is, maar de stem van God: ‘[…] riep God hem uit de braamstruik toe: Mozes, Mozes!’ (3:4). De daaropvolgende discussie gaat tussen God en Mozes; er is geen verdere vermelding van ‘de engel des Heren’.

Op het eerste gezicht is deze ‘engel des Heren’ dus een bepaalde manifestatie van God zelf. We zullen nog gelegenheid hebben om andere oudtestamentische passages te overdenken waar de engel des Heren verschijnt – soms in menselijke gedaante, soms zelfs niet expliciet een ‘engel’ genoemd (herinner je de ‘man’ die worstelt met Jakob in Gen. 32), altijd intrigerend ‘anders’, en telkens op een bepaalde manier te identificeren met God zelf.

Wanneer deze tekst vermeldt dat ‘God zei’, mogen we ons wel afvragen of dit echt niets meer betekent dan dat God via deze engelachtige boodschapper sprak; als de boodschapper de woorden van God spreekt, is het uiteindelijk in zekere zin God zelf die spreekt.

Maar de Bijbelse verschijningen van ‘de engel des Heren’ laten zich niet makkelijk inpassen in een zo netjes afgebakende en simplistische verklaring. Het is bijna alsof de Bijbelse auteurs willen aanduiden dat God zelf verscheen, terwijl deze transcendente God zich toch onderscheidt van gelijk welke gewone verschijning ook.

De engel des Heren blijft een enigmatische figuur die je kan identificeren met God, maar toch van Hem moet onderscheiden – een vroege aankondiging als het ware, van het eeuwige Woord dat vlees werd, en tegelijk zowel Gods metgezel is als God zelf (Joh. 1:1, 14).

Het tweede element is zelfs nog belangrijker, hoewel ik er slechts de kortste commentaar kan aan wijden. De naam van God (3:13-14) kan worden weergegeven als ‘IK BEN WIE IK BEN’, zoals ook de NBG doet, of ‘Ik zal zijn wat Ik zal zijn’.

In het Hebreeuws is de verkorte vorm ‘Ik ben’ op een bepaalde manier verbonden met YHWH, vaak uitgesproken als Yahweh (en meestal weergegeven als ‘HERE’, in hoofdletters; dezelfde letters als achter het Nederlandstalige Jehovah).

Het minste dat deze naam suggereert is dat God algenoegzaam is, eeuwig, volledig onafhankelijk en volkomen soeverein: God is wat Hij is, van niets en niemand afhankelijk.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 19 februari 2014

Alleen God is de held (Ex. 2)


Exodus 2; Lukas 5; Job 19; 1 Korinthiërs 6
In de meest cruciale gebeurtenissen uit de heilsgeschiedenis gaat God tot het uiterste om te verzekeren dat niemand gewoon zou concluderen dat die gebeurtenissen door menselijke volharding of wijsheid tot stand kwamen.

Ze kwamen tot stand door God zelf – op zijn tijd, volgens zijn plan, via zijn middelen, tot zijn heerlijkheid – maar in interactie met zijn volk. Het valt allemaal af te leiden uit Exodus 2:11-25.

Het verslag is kort. Het vertelt ons niet hoe de moeder van Mozes erin slaagde om in hem een diep gevoel van identificatie met zijn eigen volk te bewerken vooraleer hij werd opgevoed in het koninklijke huishouden.

Mogelijk genoot hij verder contact met zijn natuurlijke moeder; mogelijk verdiepte hij zich als jongeman in zijn verleden, en onderzocht hij nauwgezet de toestand en onderwerping van zijn eigen volk.

We maken kennis met Mozes wanneer hij zich al in die mate geïdentificeerd heeft met de Israëlieten in slavernij dat hij bereid is een brute Egyptische opzichter te vermoorden. Wanneer hij ontdekt dat de moord die hij beging algemeen bekend is, moet hij vluchten voor zijn leven.

Toch kun je niet anders dan nadenken over de plaats van deze episode in de verhaallijn die leidt tot Mozes’ leiderschap in de uittocht een paar tientallen jaren later. Door Gods eigen oordeelsdaden zouden veel Egyptenaren dan omkomen. Dus waarom gebruikt God Mozes niet nu, terwijl hij nog een jongeman is, vol vuur en verlangen om te dienen en zijn volk te bevrijden?

Het is gewoon niet Gods manier van doen, niet zijn weg. God wil Mozes zachtmoedigheid en nederigheid leren, hem leren vertrouwen op Gods krachtige en wonderlijke ingrijpen, hem leren wachten op Gods timing.

Hij handelt op een dusdanige manier dat niemand zal kunnen zeggen dat de echte held Mozes is, de grote visionair. Tegen de tijd dat hij tachtig is, wil Mozes niet meer op die manier dienen; hij is niet langer een idealistische, vurige visionair. Hij is een oude man die door God bijna tot gehoorzaamheid moet worden overgehaald (Ex. 3) en zelfs bedreigd (Ex. 4:14). Er is daarom geen andere held dan God, en geen eer behalve dan voor God.

Het hoofdstuk eindigt door het volgende te vermelden: 'de Israëlieten zuchtten nog steeds onder de slavernij en schreeuwden het uit, zodat hun hulpgeroep over de slavernij omhoog steeg tot God. En God hoorde hun klacht en God gedacht aan zijn verbond met Abraham’ (2:23-24).

Dit betekent niet dat God zijn verbond vergeten was. We zagen reeds dat God Jakob expliciet opdroeg naar Egypte te gaan en voorzegde dat God op een dag het verbondsplan zou uitvoeren.

Dezelfde God die deze zaken soeverein regelt en plechtig voorzegt wat Hij zal doen, kiest ervoor om de vervulling van deze beloften tot stand te brengen door persoonlijk om te gaan met zijn verbondsvolk in hun nood, door hun roep te beantwoorden.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 18 februari 2014

Mp3 lezing: 'De gelovige en de wereld'

Zaterdag jl. gaf Wim Hoddenbagh, Nederlands zendeling uit Trier (D), een lezing in CC De Steiger in Menen over evangelisatie en zending met als titel 'De gelovige en de wereld'.

Deze lezing kadert in de reeks 'Geloven in de 21e eeuw'. De mp3-file van de lezing kun je downloaden via de volgende link:

Lezing Wim Hoddenbagh - De gelovige en de wereld

Ook de mp3's van eerdere lezingen in de reeks blijven beschikbaar.

Wat het verleden ons (niet) leert (Ex.1)


Exodus 1; Lukas 4; Job 18; 1 Korinthiërs 5
'Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had' (Ex. 1:8). Zij die niets leren uit de geschiedenis zijn voorbestemd om al zijn fouten te herhalen, wordt ons verteld. Of ook nog: het enige dat de geschiedenis ons leert is dat we geen lessen trekken uit de geschiedenis. Los van de willekeurige aforismen, kun je niet al te lang in de Schrift lezen zonder te beseffen welke droevige rol 'vergeten' daarin speelt.

Voorbeelden te over. Je zou verwachten, na de zondvloed, dat een dergelijk allesvernietigend oordeel de mensen van na de zondvloed in die mate zou afschrikken dat ze het oordeel van God te allen prijze zouden willen vermijden, maar dit is niet wat er gebeurt.

God leidt Israël uit de gevangenschap met spectaculaire plagen en de doortocht door de Rode Zee, maar na slechts enkele weken zijn de Israëlieten al bereid om hun redding toe te schrijven aan een god die wordt voorgesteld door een gouden kalf.

Het boek Richteren beschrijft het droevige patroon van zonde, oordeel, redding, gerechtigheid, gevolgd door zonde oordeel, redding, gerechtigheid – de zorgelijke cyclus die langzaam neerwaarts voert.

Men had kunnen denken dat onder de Davidische dynastie, koningen in de koninklijke lijn de lessen zouden gedenken die hun vaderen leerden, en dat ze nauwgezet de zegen van God zouden nastreven door trouwe gehoorzaamheid; maar dat is nauwelijks wat er gebeurde.

Na de catastrofale ondergang van het noordelijke koninkrijk en het in ballingschap voeren van zijn leiders en ambachtslieden, vraag je je af waarom het zuidelijke koninkrijk het niet opmerkte en verbondstrouw aan de dag legde. In feite ben je nauwelijks anderhalve eeuw verder wanneer de Babyloniërs hen hetzelfde lot doen ondergaan.

Vreselijke vergeetachtigheid is ook niet moeilijk te vinden in bepaalde nieuwtestamentische kerken. Dus is de vergeetachtigheid van de heersers van Egypte, geholpen door een wissel in dynastie, nauwelijks verrassend. Enkele honderden jaren is een lange tijd. Hoeveel christenen in het westen hebben zich werkelijk de lessen van het evangelisch ontwaken eigen gemaakt, laat staan die van de baanbrekende Reformatie?

Niet ver van waar ik deze zinnen neerschrijf is een kerk die op een zondagmorgen vijf- à zesduizend mensen trekt. Zijn leiders zijn vergeten dat het nauwelijks twintig jaar geleden begon als een aftakking van een kerk.

Nu willen ze zich terugtrekken uit de denominatie die hen stichtte, niet omdat ze het theologisch oneens zijn met de denominatie, niet vanwege een bepaald morele zwakte erin, maar gewoon omdat ze zo onder de indruk zijn van hun eigen grootheid en belang dat ze te hoogmoedig zijn om dankbaar te zijn.

Je kunt denken aan scholen die hun leerstellige grondslagen hebben verlaten binnen één generatie, of aan individuele personen, niet de minste bijbelgeleerden, die zo onder de indruk zijn van nieuwigheden dat slimme originaliteit bij hen hoger scoort dan godsvruchtige trouw. Landen, kerken en mensen veranderen, bij elke stap denkend dat ze meer ‘geavanceerd’ zijn dan allen die hen voorgingen.

Tot onze schaamte vergeten we alle dingen die we zouden moeten herinneren.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 17 februari 2014

Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht (Gn.50)


Genesis 50, Lukas 3, Job 16-17, 1 Korinthiërs 4

Het laatste hoofdstuk van Genesis bevat een gedeelte dat zowel aandoenlijk is als glorieus (Gen. 50:15-21).

Alles wat betreurenswaardig en gebrekkig is in deze familie komt terug aan de oppervlakte wanneer Jakob sterft. Jozefs broers vrezen dat hun illustere broer misschien zijn wraakzuchtige rancune alleen maar heeft onderdrukt tot de dood van de oude man.

Waarom dachten ze op die manier? Was het omdat ze nog steeds geplaagd werden door schuldgevoelens? Projecteerden ze slechts op Jozef wat ze zelf zouden hebben gedaan in zijn plaats?

Hun strategie betrekt hen in nieuwe zonden: ze liegen over wat hun vader zei, in de hoop dat een oproep van Jakob op zijn minst een gevoelige snaar zou raken in het hart van Jozef. In dit licht klinkt hun extreme onderwerping (‘Zie, wij zijn u tot slaven’, 50:18) minder als loyale hulde dan als wanhopige manipulatie.

Jozef daarentegen weent (50:17). Hij kan niet anders dan zien dat deze kruiperige leugens verraden hoe weinig geliefd hij is of hoe weinig ze hem vertrouwen, zelfs na zeventien jaren (47:28) van uiterlijke verzoening.

Zijn verbale respons vertoont niet slechts pastorale zachtmoedigheid - ‘Zo troostte hij hen en sprak tot hun hart’, met de belofte voor hen en hun gezinnen te zullen zorgen (50:21) – het weerspiegelt ook een man die diep heeft nagedacht over de mysteries van voorzienigheid, over Gods soevereiniteit en menselijke verantwoordelijkheid.

'Vrees niet', zegt hij. 'Want ben ik in Gods plaats? Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden' (50:19-20).

De diepgang van deze redenering komt scherper in beeld wanneer we nadenken over wat Jozef niet zegt. Hij zegt niet dat Jozefs broers hem in slavernij verkochten tijdens een tijdelijke onachtzaamheid van Godswege, maar dat God, die een uitmuntend schaakspeler is, het spel heeft omgedraaid en na verloop van tijd Jozef tot Eerste Minister van Egypte heeft gemaakt.

Nog minder zegt hij dat het Gods bedoeling was om Jozef naar Egypte te sturen in een welbepaalde strijdwagen, maar dat Jozefs broers het goddelijke plan nogal jammerlijk in de war stuurden, en God zo dwongen om te antwoorden met slimme tegenzetten om zijn eigen goede bedoelingen tot stand te brengen.

Veeleer waren er in die ene gebeurtenis – het verkopen van Jozef als slaaf – twee partijen, en twee heel verschillende intenties. Aan de ene kant handelden Jozefs broers, met kwade bedoelingen; aan de andere kant handelde God, en zijn bedoelingen waren goed.

Beiden handelden om deze gebeurtenis te laten plaatsvinden, maar waar het kwaad erin terug kan worden getraceerd naar de broers en niet verder, moet het goede erin terug worden getraceerd naar God.

Dit is een gangbaar standpunt in de Schrift. Het genereert vele complexe filosofische discussies. Maar de basisidee is eenvoudig. God is soeverein en onveranderlijk goed; wij zijn moreel verantwoordelijk, en vaak slecht.


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 16 februari 2014

'Mijn ogen hebben uw heil gezien' (Lk. 2)

Genesis 49; Lukas 2; Job 15; 1 Korinthiërs 3
Jezus groeide terdege op als Joodse jongen. Niet alleen was zijn afkomst Joods, ze was ook Davidisch: wettelijk behoorde Hij tot het onderdrukte koningshuis (Lk. 2:4). Het keizerlijke beleid werd van Godswege bewerkt om te verzekeren dat Jezus zou geboren worden in de oude stad van David (2:1-4, 11).

Op de achtste dag van zijn leven werd Hij besneden (2:21). Op het daarvoor bepaalde tijdstip brachten Maria en Jozef een offer, naar het voorschrift uit de Wet voor wat vereist was voor elke mannelijke eerstgeborene (2:22-24). Van Maria en Jozef wordt ons verteld dat ‘zij alles volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was’ (2:39).

Tijdens de eerste dagen van Jezus’ leven richtte Simeon zich profetisch in gebed tot God, terwijl hij verklaarde dat de komst van Jezus tot ‘heerlijkheid voor uw volk Israël’ was (2:32); de oude Hanna ‘loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten’ (2:38).

Elk jaar reisden Jozef en Maria de vele kilometers van Nazareth naar Jeruzalem om deel te nemen aan het feest rond Pascha, ‘zoals dit bij het feest gebruikelijk was’ (2:41-42). Ze voegden zich bij tienduizenden andere pelgrims. En natuurlijk ging Jezus mee en was Hij getuige van de slachting van duizenden paaslammeren, hoorde Hij de tempelkoren en reciteerde Hij de oude Schriften.

Op zijn twaalfde leidden Jezus’ voortdurende blootstelling aan het erfgoed van zijn volk en aan de inhoud van hun Schriften tot de buitengewone gesprekken die Hij voerde met de leraars uit de tempel (2:41-52).

We staan nog niet eens aan het begin van het verstaan van de begrippen waarin Jezus sprak en handelde, de begrippen waarin zijn leven en bediening, zijn dood en opstanding, betekenis hebben, tenzij we ze vinden in de oude Hebreeuwse Bijbel.

Maar dit is niet alles wat erover te zeggen valt. Diezelfde Bijbel begint niet bij Abraham en het ontstaan van de Israëlieten. Hij begint met God, de oorsprong van het heelal, de schepping van menselijke wezens die Gods beelddragers zijn, de vreselijke opstand van de zondeval, de eerste cycli van oordeel en vergeving, en de eerste beloften van verlossing die zou volgen.

Jazeker, Paulus begreep dat de Bijbelse lange geschiedenis van de Joden moet gezien worden binnen het nog langere verhaal van het menselijke ras, en dat zelfs de eerste roeping van de man die de voorvader is van alle Joden, verduidelijkt dat door hem alle volken op aarde zullen gezegend worden (Gal. 3, vgl. Gen. 12).

Hier, aan het begin van Jezus’ leven, komt hetzelfde raamwerk weer piepen. Simeon prijst de soevereine Heer dat Hij hem toestaat te blijven leven om deze baby te zien: ‘want mijn ogen hebben uw heil gezien, dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël’ (2:31-32). [eigen cursief]


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 15 februari 2014

De Schrift is eenduidig: ga naar Jezus (Lk. 1)


Genesis 48; Lukas 1:39-80; Job 14:1; 1 Korinthiërs 2
Soms brengt slechte theologie reactionaire slechte theologie voort. Omdat het rooms-katholicisme Maria gaandeweg meer titels gaf en mythes toeschreef, hebben protestanten soms gereageerd door het stilzwijgen te bewaren over haar verbazingwekkende karakter. Geen van beide benaderingen houdt goed stand wanneer beproefd door dit gedeelte (Lk. 1:39-80) en een aantal andere waarover we zullen kunnen nadenken.

Katholieken gaven Maria titels als ‘Moeder Gods’ en ‘Koningin van de Hemel’, maar geen daarvan wordt in de Bijbel gevonden. De visie dat Maria onbevlekt werd ontvangen (en daarom zondeloos geboren is), en dat ze, net als Henoch, lichamelijk naar de hemel werd gebracht en daarmee aan de dood ontsnapte, vinden in de Bijbel al evenmin enige basis.

Die laatste visie werd voor de rooms-katholieken niet eerder een dogma dan in 1950. Volgens nieuwsberichten overweegt de huidige Paus [ondertussen dus een vorige Paus, JL] of hij een andere titel zou moeten instellen als iets dat moet worden beleden, een titel die conservatieve katholieken al voor Maria gebruiken, nl. die van ‘Coredemptrix’ [of ‘medeverlosseres, JL].

Maar Lukas’ getuigenis wijst in een andere richting. In Maria’s lofzang (1:46-55), traditioneel de ‘Magnificat’ genoemd (naar het Latijnse woord voor 'maakt groot': ‘Mijn ziel maakt groot [NBV: ‘prijst en looft’] de Here’), zegt Jezus’ moeder dat haar geest zich verblijdt in ‘God, mijn Heiland’ – wat zeker klinkt alsof ze zichzelf beschouwde als iemand die een Redder nodig had, wat vreemd zou zijn voor iemand die onbevlekt was ontvangen.

Een snelle scan van de evangeliën maakt zelfs duidelijk dat Maria tijdens Jezus’ bediening geen speciale toegang had tot haar beroemde zoon, soms de aard van zijn missie niet begreep (bijv. 2:48-50), en nooit iemand hielp een bepaalde gunst van Jezus te verkrijgen die hij of zij ook anders niet kon bekomen.

Het eenduidig getuigenis van de Schrift is zelfs dat mensen tot Jezus moeten gaan: ‘Kom tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’ (Mt. 11:28). Jezus zegt - niet: ‘Kom tot mijn moeder’.

Hij alleen is de ware Middelaar tussen God en mensen. Niettemin is Maria helemaal prachtig als een voorbeeld van vele deugden (zoals bijvoorbeeld ook Jozef dat is in Genesis 37-50).Ze aanvaardt haar verbazingwekkende rol met onderdanigheid en sereniteit, in acht genomen wat het aanvankelijk aan haar reputatie moet hebben gedaan (1:34-38).

Elisabeth noemt haar tweemaal ‘gezegend’ (1:42, 45), d.w.z. door God goedgekeurd; de bovennatuurlijke erkenning van de superioriteit van Maria’s zoon boven Elisabeths zoon (1:41-45) was ongetwijfeld een van de dingen die Maria in haar hart overwoog (2:19).

Maar geen van deze dingen stijgen Maria naar het hoofd: zijzelf erkent dat haar ‘gezegend’-zijn niet gebaseerd is op intrinsieke superioriteit, maar op Gods (‘de Machtige’) gedenken van haar ‘lage staat’ en zijn keuze om ‘grote dingen’ voor haar te doen (1:48-49).

Haar focus in de ‘Magnificat’ ligt, zoals dit ook voor de onze moet zijn, op de trouw van God in het tot stand brengen van de zo lang beloofde verlossing (1:50-55).


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 14 februari 2014

Het verslag van de evangeliën berust op ooggetuigen (Lk. 1)


Genesis 47; Lukas 1:1-38; Job 13; 1 Korinthiërs 1
Hoe zijn de canonieke evangeliën tot ons gekomen?

Aan de ene kant is het voldoende ervan verzekerd te zijn dat God ze schonk. Maar normaal gezien handelt God doorheen middelen die identificeerbaar zijn. Op geen enkel ogenblik geven de canonieke evangeliën de indruk dat ze vanuit de hemel aangereikt werden op gouden dienbladen, of slechts uitgeschreven door apostelen die een oor hadden voor goddelijk dicteerwerk.

Lukas biedt ons de meeste details over hoe hij bij zijn taak tewerk ging (Lk. 1:1-4). Hij vertelt ons dat al ‘velen zich tot taak’ hadden gesteld ‘om een verslag te schrijven’ over Jezus’ leven en dienstwerk, in lijn met wat was ‘overgeleverd door degenen die vanaf het begin ooggetuigen zijn geweest en dienaren van het Woord zijn geworden’ (1:1-2).

Hieruit kunnen we twee dingen afleiden. (a) Lukas beweert niet zelf een ooggetuige te zijn van Jezus. Maar hij beweert wel dat hij in contact staat met wat de oorspronkelijke ‘ooggetuigen’ en ‘dienaren van het Woord’ hebben doorgegeven. (b) Tegen de tijd dat hij schrijft weet Lukas dat er dan al veel geschreven verslagen circuleren. Dit moet ons niet verrassen. De Joden waren een geletterd volk. Elke jongen leerde lezen en schrijven. Het is ondenkbaar dat niemand iets op papier zou hebben gezet in de eerste jaren na Jezus’ dood, opstanding en verheerlijking.

Dan vertelt Lukas ons dat hijzelf ‘alles van de aanvang af nauwkeurig’ naging. De woorden suggereren dat hij de bronnen las, sprak met de hoofdpersonen die hij kon vinden, en de verslagen evalueerde.

We kunnen op zijn minst een glimp van zijn methode opvangen wanneer we zijn tweede boek lezen, het boek van de Handelingen. Daar ontdekken we, door zijn bewegingen te volgen, dat hij kan gesitueerd worden in alle belangrijke vroege christelijke centra, waar hij de gelegenheid had om met alle vroege christen leiders te spreken, en om alle vroege verslagen en archieven te lezen.

Het is dus geen al te grote sprong om hieruit af te leiden dat als Lukas de dokter (zie Kol. 4:14) bepaalde extra informatie heeft over de unieke zwangerschap van Maria (Lk. 1:26 e.v.), dit is omdat hij haar opzocht en enkele lange gesprekken met haar had. Na verloop van tijd besloot hij dan om zijn verslag ‘in ordelijke vorm’ te schrijven (1:3).

Twee dingen volgen hieruit. Ten eerste, hoezeer de Heilige Geest ook toezag op de totstandkoming van dit evangelie, dergelijk goddelijk toezicht nam de noodzaak tot minutieus onderzoek en zorgvuldig werk niet weg.

Ten tweede is deze methode om een canoniek boek te doen ontstaan, volledig in lijn met zijn onderwerp: God Zelf bracht de messiaanse Zoon van David, de Zoon van God, in deze wereld binnen (1:35), de eeuwige die het tijdelijke binnenkomt en er daarbij voor zorgt dat men voor eeuwig over Hem zou kunnen spreken zoals een getuige spreekt over wat werd waargenomen. De overdracht van de christelijke waarheid berust dus noodzakelijkerwijs voor een deel niet op het mystieke, maar op getuigenis.


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 13 februari 2014

Met maar één vleugel moet een vliegtuig wel crashen (Gn. 46)


Genesis 46; Markus 16; Job 12; Romeinen 16
Een van de moeilijkste dingen om te vatten is dat de God van de Bijbel zowel persoonlijk is – in interactie met andere personen – als transcendent (d.w.z. verheven boven tijd en ruimte – het terrein waarop al onze persoonlijke interacties met God plaatsvinden).

Als de transcendente Soeverein regeert Hij over alles, niets uitgezonderd; als de persoonlijke Schepper communiceert Hij op persoonlijke manieren met degenen die zijn beelddragers zijn, terwijl Hij zich openbaart als niet alleen persoonlijk maar ook nog eens vlekkeloos goed.

Hoe we deze elementen kunnen samenbrengen gaat uiteindelijk ons petje te boven, hoe vaak deze elementen ook gewoon worden verondersteld in de Bijbel.
Wanneer Jakob verneemt dat Jozef nog in leven is, brengt hij God, die zich nog maar eens zo genadig aan Jakob openbaart, offeranden: 'Ik ben God, de God van uw vader, vrees niet naar Egypte te trekken, want Ik zal u daar tot een groot volk maken. Ik zal zelf met u naar Egypte trekken en Ik zal u ook zeker weer terugvoeren en Jozef zal u de ogen toedrukken' (Gen. 46:3-4).

Het boek Genesis maakt duidelijk dat Jakob wist dat Gods verbond met Abraham de belofte inhield dat het land waar ze nu verbleven op een dag aan hem en zijn nakomelingen zou worden gegeven. Dit is waarom Jakob die directe openbaring van God nodig had om hem te bewegen het land te verlaten.

Jakob was op drie vlakken herbevestigd: (a) God zou zijn nakomelingen tot een ‘groot volk’ maken gedurende hun verblijf in Egypte; (b) God zou hen uiteindelijk uit Egypte leiden; (c) op persoonlijk vlak is Jakob vertroost wanneer hij verneemt dat zijn lang verloren gewaande zoon Jozef nog zijn vaders dood zal mogen meemaken.

Dit zorgt allemaal voor persoonlijke bemoediging. Het openbaart ook iets van de mysteries van Gods voorzienige soevereiniteit. Want lezers van de Pentateuch weten dat dit verblijf in Egypte zal uitmonden in slavernij, dat dan van God gezegd zal worden dat Hij het geweeklaag van zijn volk ‘hoort’, en dat Hij na verloop van tijd Mozes zal opwekken, die Gods vertegenwoordiger zal zijn bij de tien plagen, de doortocht van de Rode Zee, het geven van het Sinaïverbond en de wet, bij de woestijnomzwervingen en het (her)betreden van het Beloofde Land.

De soevereine God, die Jozef naar Egypte brengt om de weg te bereiden voor deze kleine gemeenschap van zeventig mensen, heeft nog heel wat ingewikkelde plannen in petto. Die zijn ontworpen om zijn volk naar de volgende fase van de heilsgeschiedenis te brengen, en hen uiteindelijk te leren dat Gods woorden belangrijker zijn dan voedsel (Deut. 8).

Je kunt Gods soevereine transcendentie net zomin losmaken van zijn persoonlijkheid, en vice versa, als je een vleugel van een vliegtuig kunt losmaken en nog mag verwachten dat het vliegt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 12 februari 2014

'Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon!' (Mk. 15)


Genesis 45; Markus 15; Job 11; Romeinen 15
In Markus 15 spreken mensen eigenlijk beter dan ze beseffen.

‘Wat moet ik dan doen met Hem, die gij de Koning der Joden noemt?’, vraagt Pilatus (15:12). Natuurlijk gebruikt hij die uitdrukking ‘de Koning der Joden’ met een zekere schampere minachting. Wanneer de menigte antwoordt met ‘Kruisig Hem!’ (15:13-14), dan denken degenen met politieke motieven dat dit het einde is van alweer iemand met messiaanse pretenties.

Zij weten niet dat deze koning moét sterven, dat zijn regering afhangt van zijn dood en dat Hij tegelijk Koning en Lijdende Knecht is.

De soldaten vlechten een doornenkroon in elkaar en duwen die hardhandig op zijn hoofd. Ze slaan en bespuwen Hem en vallen dan op hun knieën in spottend eerbetoon, terwijl ze roepen ‘Wees gegroet, Gij Koning der Joden!’ (15:18).

In feite is Hij meer dan de Koning der Joden (hoewel zeker niet minder). Op een dag zal elk van deze soldaten, met ieder ander, ook weer neerknielen voor de opgestane man die ze hebben bespot en gekruisigd, en zullen ze belijden dat Hij Heer is (Fp. 2:9-11).

De voorbijgangers konden het niet laten verwijten te slingeren: ‘Ha, Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red Uzelf, kom af van het kruis!’ (15:29-30). De afwijzende spot verborg de waarheid die ze niet konden zien: eerder had Jezus inderdaad geleerd dat Hijzelf de ware tempel was, het tegenbeeld van het gebouw in Jeruzalem, de ultieme ontmoetingsplaats tussen God en mensen (Joh. 2:19-22).

Jezus had zelfs niet alleen maar beweerd dat Hijzelf de tempel is, maar dat dit zo is op grond van het feit dat deze tempel moet worden vernietigd en in drie dagen terug tot leven moet komen.

Had Hij van dat kruis ‘afgekomen’ en zichzelf gered, zoals zijn spotters stelden, dan had Hij niet de afgebroken en herrezen ‘tempel’ kunnen worden die mannen en vrouwen weer met God verzoent.

‘Anderen heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden’ (15:31). Weer mis – en ook weer correct. Dit is de man die vrijwillig naar het kruis gaat (14:36; vgl. Joh. 10:18). Beweren dat Hij zichzelf niet ‘kàn’ redden, is belachelijk beperkend. Maar Hij kon zichzelf niet redden én tegelijk anderen redden. Hij redt anderen door zichzelf niét te redden.

‘Laat de Christus, de Koning van Israël, nu afkomen van het kruis, dat wij het zien en geloven’ (15:32). Maar in wat voor een Christus zouden ze in dat geval geloofd hebben? Een machtig koning, ongetwijfeld – maar niet de Redder, niet het Offer, niet de Lijdende Dienstknecht.

Ze hadden niet lang in Hem kunnen geloven, want de basis voor deze transformatie in hen was precies gelegen in dat kruiswerk waarvan ze Hem treiterend wilden afbrengen.

‘Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon!’ (15:39). Ja, meer dan ze beseften.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 11 februari 2014

Zaterdag lezing Wim Hoddenbagh in Menen: 'De gelovige in de wereld'



Aanstaande zaterdag 15 februari vindt er in CC De Steiger in Menen opnieuw een lezing plaats in de reeks "Geloven in de 21e eeuw".

Dan spreekt Wim Hoddenbagh (°1950, Den Haag) over evangelisatie en zending, met als titel "De gelovige in de wereld".
Wim Hoddenbagh is onder meer fulltime bijbelleraar in Trier (D) en is ook verantwoordelijk voor de Emmaus Correspondence School in Ethiopië, Kenia en Egypte.

Op Youtube vind je een playlist met video's opgeladen door Wim Hoddenbagh, onder meer rond de 1 Euroschool in Ethiopië waar hij bij betrokken is. Lees ook meer over de 1 Euroschool.

Aanvang: 19:30 u. - Iedereen welkom, vrije toegang.


Juda: van egoïst naar plaatsvervanger (Gn. 44)


Genesis 44; Markus 14; Job 10; Romeinen 14

Tot op dit punt in het verhaal (Gen. 44) verscheen Juda in geen al te goed daglicht. Wanneer Jozefs broers voor het eerst hun intentie kenbaar maken hem te doden (Gen. 37:19-20), zijn er twee van hen die alternatieven bieden. Ruben stelt voor dat Jozef gewoon in een put zou worden gegooid waaruit hij niet kan ontsnappen (37:21-22).

Dit voorstel had twee voordelen. Ten eerste kon de moord niet rechtstreeks aan de broers worden toegeschreven, en ten tweede, hoopte Ruben later in het geheim terug te komen om zijn kleine broer te redden. Ruben was compleet van de kaart toen zijn plan niet slaagde (37:29-30).

De andere broer met een onafhankelijk voorstel was Juda. Zijn argument was dat er geen voordeel lag in een zuivere moord. Het zou beter zijn om Jozef als slaaf te verkopen (37:25-27) – zijn visie haalde het.

Juda verschijnt opnieuw in het volgende hoofdstuk, waarin hij slaapt met zijn schoondochter (Gen. 38) en, zeker aanvankelijk, een dubbele standaard aan de dag legt (zie de overdenking van 6 februari).

Maar hier in Genesis 44 werpt Juda zich meer op als een heldhaftig figuur. Jozef stuurt de dingen zodanig dat Benjamin en zijn broers worden gearresteerd voor diefstal. Hij benadrukt daarbij dat alleen Benjamin als slaaf in Egypte zal moeten achterblijven.

Mogelijk was Jozefs list bedoeld om zijn oudere broers te testen, om te zien of ze nog steeds wrok koesterden jegens de jongste, of ze nog zo hard waren dat ze een van hen in slavernij konden laten belanden, zich in de handen wrijvend dat ze zelf toch mooi de dans ontsprongen.

Het is Juda die tussenkomt en boven alles pleit op de bijzondere liefde die zijn vader voor Benjamin koestert. Hij verwijst zelfs naar Jakobs geloof dat Jozef omkwam door wilde dieren (44:28), alsof dat duidelijke bedrog en de slechtheid van dit alles de voorbije kwarteeuw in zijn gedachten waren blijven spoken.

Juda legt uit hoe hijzelf beloofde de jongen veilig terug te brengen en hij houdt een emotioneel pleidooi: ‘Nu dan, laat toch uw knecht in de plaats van de jongen als slaaf voor mijn heer achterblijven, en de jongen trekke met zijn broeders mee. Want hoe zal ik naar mijn vader heentrekken, wanneer de jongen niet bij mij is? Ik zou het verdriet niet kunnen aanzien, dat mijn vader zou treffen’ (44:33-34).

Dit is het hoogtepunt in wat we van Juda’s pelgrimstocht weten. Hij biedt zijn leven aan als plaatsvervanger voor een ander. Misschien werd hij daarbij deels gedreven door een schuldig geweten. Indien dit het geval was, kwam de pure heldendaad voort uit zuivere schaamte.

Hij kon niet weten dat minder dan twee millennia later, zijn meest illustere nakomeling, in geen geval gedreven door schaamte maar alleen door gehoorzaamheid aan zijn hemelse Vader en door liefde voor schuldige opstandelingen, zichzelf zou opofferen als een plaatsvervanger voor hen (Markus 14).


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 10 februari 2014

Onze maatschappij vanuit Gods perspectief (Mk. 13)


Genesis 43; Markus 13; Job 9; Romeinen 13

Christenen waren het vaak oneens over de precieze uitleg van Markus 13. Maar welke meningsverschillen ook prevaleerden, we kunnen niet naast het verbazingwekkende contrast kijken tussen de invalshoek van de discipelen als ze in het tempelcomplex rondkijken en de invalshoek van Jezus zelf.

De discipelen zijn onder de indruk van de indrukwekkende stenen en geweldige gebouwen: ‘zie, welke stenen en welke gebouwen’ (13:1). Wat hun aandacht trekt is de architectuur, het product van de menselijke creativiteit en het menselijke vernuft. Maar Jezus bekijkt het op een ander vlak.

Hij beoordeelt de patronen van het kwaad in deze wereld, de valse religieuze aanspraken, de vervolging van zijn discipelen, het oordeel dat komt. Wat de stenen en gebouwen betreft voorspelt Hij oordeel: ‘Er zal geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken’ (13:2). Het zal nog een goede veertig jaren duren eer deze voorzegging letterlijk wordt vervuld.

Dit Schriftgedeelte roept herinneringen op aan een ander gedeelte. In Handelingen 17:16 e.v. bevindt Paulus zich in Athene. Zijn reactie op de stad is treffend. Lucas zegt niet dat Paulus onder de indruk was van de spectaculaire architectuur, van de geschiedenis van de zuivere kennis, van de literatuur die zijn inwoners hadden voortgebracht, of van de heerlijkheid van zijn erfgoed. Verre van. Paulus keek rond in deze eerbiedwaardige oude stad en zijn geest werd ‘in hem geprikkeld, toen hij zag, dat de stad zo vol afgodsbeelden was’ (17:16).

In geen van beide gevallen – noch in Jezus’ inschatting van Jeruzalem, noch in die van Paulus wat betreft Athene – was de analyse oppervlakkig. In beide gevallen bekeek de evaluatie de dingen vanuit Gods perspectief.

Wie onder de indruk zijn van machtige bouwwerken en spectaculaire menselijke verwezenlijkingen doen er goed aan om het verslag van de torenbouw van Babel nog eens te overdenken (Gen. 11).

Ongetwijfeld waren er toen ook sommigen onder de indruk van het bouwwerk. Maar God, die keek naar het menselijke hart en de redenen voor het gebouw, zag het als nog maar eens een staaltje van onuitstaanbare eigendunk.

Op heel gelijklopende wijze worden ook wij opgeroepen om onze cultuur te begrijpen en te beoordelen vanuit Gods perspectief. Omdat mensen geschapen zijn naar het beeld van God, kunnen we veel doen dat waardevol en bewonderenswaardig is. Theologisch gesproken is dit het resultaat van ‘algemene genade’.

Maar het is mogelijk om veel te veel onder de indruk te zijn van rijkdom, macht, architectuur, roem, kennis, fysieke moed en technologie, met als gevolg dat we niet meer verder nadenken over de morele en geestelijke dimensies van de wereld rondom ons.

We kunnen de heerlijkheid zien en blind blijven voor de schande; we kunnen menselijke verwezenlijkingen zien en de onderliggende afgoderij verwaarlozen; kortom: we kunnen onder de indruk zijn van al wat indruk maakt op Gods gevallen beelddragers, maar falen in het beoordelen van deze werkelijkheden in het licht van het kruis en in het licht van de eeuwigheid. We zouden er veel beter aan doen om de voorbeelden van Jezus en Paulus te volgen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 9 februari 2014

Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? (Mk. 12)


Genesis 42; Markus 12; Job 8; Romeinen 12
Het gesprek tussen Jezus en sommige van zijn tegenstanders in Markus 12:13-17 is bijzonder interessant. Markus zegt dat Jezus’ gesprekspartners naar Hem toekwamen ‘om Hem op een woord te vangen’ (12:13).

Ongetwijfeld is dit ook de reden dat ze beginnen met nogal belerend gevlei over wat een principieel leraar Hij toch wel is, helemaal vastbesloten zich niet te laten beïnvloeden door de publieke opinie. Het is allemaal een valstrik. ‘Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?’, vragen ze. ‘Zullen wij betalen of niet betalen?’ (12:14:15).

Ze dachten dat ze Hem te pakken hadden. Antwoordde Hij ‘Nee’, dan zou Hij last krijgen met de Romeinse autoriteiten, die zeker een populair religieus prediker in een onstabiel land als dit niet zomaar zouden laten aanzetten tot het niet betalen van belastingen. Jezus kon zelfs ter dood worden gebracht voor verraad.

Maar zou Hij ‘Ja’ antwoorden, dan zou Hij het vertrouwen van het volk verliezen en daarmee ook zijn populariteit zien tanen. Veel gewone Joden koesterden niet alleen de algemeen menselijke wrevel tegenover belastingen, maar hadden ook theologische bezwaren.

Hoe konden gewetensbezwaarde Joden betalen met munten die de afbeelding droegen van de keizer, vooral munten die hem ook goddelijke titels toedichtten? Als Joden bovendien werkelijk rechtschapen waren, zou God dan niet neerdalen en zijn volk weer verlossen, deze keer van de Romeinse supermacht? Vereist principiële trouw aan God dan niet dat je geen belastingen betaalt?

Welk antwoord Jezus ook gaf, Hij zou een verliezer zijn. Maar Hij weigert zich gewonnen te geven. In plaats daarvan vraagt Hij om een munt, vraagt wiens beeltenis er op voorkomt, en stelt dat het gerechtvaardigd is aan Caesar te geven wat van Caesar is en aan God wat van God is. Jezus ontsnapt zo netjes aan hun valstrik en zijn gesprekspartners verwonderen zich.

Maar er zijn diverse toepassingslagen hier. Onder een strikte theocratie zouden Jezus’ woorden incoherent zijn: de regering van God wordt uitgevoerd door de koning, zodat hun gezagsterrein niet zo makkelijk kan worden onderscheiden. Bovendien was de structuur van het oude verbond op papier heel nauw verbonden met een theocratische regering.

Maar hier kondigt Jezus aan dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de aanspraken van Caesar en die van de levende God.
Natuurlijk betekent dit niet dat Caesars gezagsterrein volledig losstaat van Gods gezagsterrein, en ook niet dat God niet volledig voorzienig alles onder controle heeft. Maar er valt moeilijk aan de conclusie te ontkomen dat Jezus een fundamentele verandering aankondigt in het bestuur van de verbondsgemeenschap.

De kern van de gemeenschap is niet langer een theocratisch koninkrijk; het is nu een verzameling van kerken van overal ter wereld, die onder vele ‘koningen’ en ‘caesars’ leven, terwijl ze geen van hen aanbidden.

En dit is waarom veel christenen over de hele wereld het ontstaan van het niet-vestigen van een specifieke godsdienst baseren op deze uitspraak van Jezus zelf.


Eigen vertaling van de overdenking bij 9 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 8 februari 2014

De christen is rechtuit maar niet naïef (Mk. 11)


Genesis 41; Markus 11; Job 7; Romeinen 11
Het gesprek tussen Jezus en enkele van zijn tegenstanders, zoals verhaald in Markus 11:27-33, is een van de vreemdste van de vier evangeliën. Jezus ontwijkt hun cruciale vraag door er zelf een te stellen, een die ze om politieke redenen niet kunnen beantwoorden.

Waarom antwoordt Jezus niet rechtstreeks op de vraag? Klinkt dit niet een klein beetje als crisisdiplomatie, of slechter nog, een kleingeestig manoeuvre om macht of uit eigenbelang?

Aan de ene kant was de vraag van de hogepriesters, de wetgeleerden en leiders volkomen legitiem. Met welk gezag reinigt Jezus de tempelplaats, aanvaardt Hij de lofbetuigingen van ontelbare duizenden als Hij Jeruzalem wordt binnengeleid op een ezel, en predikt Hij met rotsvast vertrouwen? Hij kan niet bogen op de autoriteit van de rabbijnse scholen, ook niet van hen die hoge kerkelijke en politieke posities bekleden. Dus wat voor gezag is dit?

Hoe had Jezus kunnen antwoorden? Zou Hij beweren dat Hij deze dingen gewoon op eigen kracht deed, dan zou Hij aanmatigend en arrogant klinken. Hij kon geen passende aardse autoriteit noemen. Had Hij verklaard dat alles wat Hij zei en deed de woorden en daden van God waren, dan zouden ze een aanklacht voor godslastering kunnen starten. Het is niet voor de hand liggend welk oprecht antwoord Hij had kunnen geven dat hen tegelijk bevredigde en zijn eigen veiligheid garandeerde.

Dus zegt Jezus hen in feite dat Hij hun vraag zal beantwoorden als zij een van zijn vragen willen beantwoorden: ‘De doop van Johannes, was die uit de hemel of uit de mensen? Antwoordt Mij daarop’ (11:30). Zijn gesprekspartners wegen hun mogelijke antwoorden af op basis van politiek opportunisme.

Als ze zeggen ‘Uit de hemel’, zo denken ze, dan zal Hij hen veroordelen omdat ze geen discipelen van Johannes werden. Erger nog, ze kunnen er niet naast kijken dat dit ook een valstrik is voor het antwoord op hun eigen vraag. Want uiteindelijk wees Johannes de Doper naar Jezus.

Als ze erkennen dat Johannes’ dienst een hemelse verankering heeft, en Johannes wijst op Jezus, dan heeft Jezus wel degelijk hun vraag beantwoord; want ook zijn dienst moet dan de goedkeuring van de hemel wegdragen. Maar als ze zeggen ‘Uit de mensen’, dan lijden ze gezichtsverlies bij het volk dat Johannes hoogacht. Dus zeggen ze niets en verliezen ze hun recht op een antwoord van Jezus (11:31).

Twee pastorale implicaties volgen uit dit gesprek.

De eerste is dat sommige mensen niet tot Jezus’ ware identiteit en dienst kunnen doordringen, zelfs wanneer ze indringende vragen lijken te stellen, omdat hun mening in werkelijkheid al vastligt en het enige waar ze echt naar zoeken munitie is om Hem te treffen.

De tweede is dat een wijs antwoord soms een indirect antwoord is dat valstrikken vermijdt en ondertussen de tweeslachtige perversiteit van de gesprekspartner aan het licht brengt. Terwijl christenen normaal duidelijk moeten zijn, mogen we ook nooit naïef zijn.


Eigen vertaling van de overdenking bij 8 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.