donderdag 23 januari 2014

Slik, een kameel binnengewerkt (Mt. 23)


Genesis 24; Matteüs 23; Nehemia 13; Handelingen 23
De taal in Matteüs 23 is ronduit schokkend. Jezus spreekt herhaaldelijk zijn ‘wee’ uit over de farizeeën en schriftgeleerden, terwijl hij hen betitelt als ‘huichelaars’ en hen ‘blinde leidslieden’ en ‘blinde dwazen’ noemt, en hen vergelijkt met ‘gewitte graven’ die ‘van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid’. Ze zijn ‘kinderen van de hel’ en ‘adderengebroed’. Wat is het dat bij Jezus dergelijke verregaande taal oproept?

Er zijn drie belangrijke kenmerken in deze mensen die Jezus’ toorn opwekken.

Het eerste is het verlies van perspectief dat, met betrekking tot de openbaring van God, de minder belangrijke punten benadrukt, ten koste van de belangrijke punten. Ze zijn altijd overdreven minutieus over tienden geven, leggen zelfs tienden opzij van de kruiden die ze in de tuin kweken, terwijl ze zich in zekere zin geen zorgen maken over de uiterst belangrijke kwesties van ‘het oordeel en de barmhartigheid en de trouw’ (23:23).

Jezus maakt goed duidelijk dat hij de relatief minder belangrijke onderwerpen niet opheft: zijn gesprekspartners mogen die niet verwaarlozen, want deze voorschriften waren tenslotte door God gegeven. Maar deze punten zo benadrukken ten koste van de gewichtige onderwerpen, staat gelijk met de mug uitziften en de kameel doorzwelgen.

Net zo gaat het als je zorgvuldig regels opstelt over wanneer het belangrijk is om de waarheid te vertellen en wanneer en hoe je wegkomt met een leugen (23:16-22): dan ga je niet alleen voorbij aan het feit dat de waarheid spreken van fundamenteel belang is, maar impliciet ontken je daarmee dat het hele universum aan God toebehoort en dat al onze beloften en eden voor Hem gebeuren.

Het tweede kenmerk is liefde voor de uiterlijke religieuze vormen met zeer weinig blijk van een veranderde natuur, een veranderd hart. Je laten begroeten als een wetgeleerde, je laten eren door de gemeenschap, zorgen dat men je als heilig en religieus aanziet, terwijl je van binnen roof, onmatigheid, bitterheid, rivaliteit en haat koestert, is uitermate zondig (23:5-12, 25-32).

De derde vernietigende aanklacht betreft het feit dat deze leiders, omdat ze een belangrijke onderwijzende rol vervullen, hun vergif verder verspreiden en er anderen mee besmetten – zowel via hun leer als door hun voorbeeld. Niet alleen kunnen ze zelf het koninkrijk niet binnengaan, ze verhinderen ook effectief anderen er binnen te gaan (23:13-15).

Hoeveel evangelische leiders steken het grootste deel van hun energie in randzaken of bijkomstigheden, en veel te weinig in de uiterst belangrijke onderwerpen van oordeel, barmhartigheid en trouw – in onze gezinnen, in de kerken, op de werkvloer, in al onze relaties en in ons land?

Hoevelen maken zich drukker over de vraag of ze wijs en heilig beschouwd worden, dan of ze wijs en heilig zijn? Hoevelen belanden uiteindelijk op het punt dat ze hun toehoorders naar de verdoemenis helpen door hun eigen slechte voorbeeld en afdrijven van het evangelie en zijn implicaties?
Onze enige hoop rust op deze Jezus, die – ook al veroordeelt Hij deze verschrikkelijke schuld zo scherp – over de stad weent (Mat. 23:37-39; Lk. 19:41-44).


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten