Gisteren hield de Nederlandse George Whitefieldstichting (GWS) een studiedag. Naar aanleiding van die dag stond in het dagblad Trouw een interview met GWS-voorzitter Jeroen Bol. Soms behoorlijk scherp en confronterend, maar bij momenten toch ook herkenbaar. Hieronder enkele fragmenten. Wil je het hele stuk lezen, dan moet je hier zijn.
Veel evangelische christenen zijn doorgeschoten in vlak, ervaringsgericht geloof, vindt Jeroen Bol van de George Whitefieldstichting. "Ze maken God tot een soort kosmisch maatschappelijk werker die ervoor zorgt dat alles goed komt."
"Terwijl de media al een paar jaar in rep en roer zijn over de rol van de islam en van moslims in Nederland, houden evangelische christenen hun mond. In plaats van grote maatschappelijke vragen te beantwoorden, zingen ze op zondag met de handen geheven en de ogen dicht. Er is bij evangelischen het idee dat je zo God aanbidt, ervaart en ontmoet, maar volgens de puriteinen heeft dat niets met beleving te maken. Zo’n warm gevoel van binnen kun je net zo goed krijgen als je verliefd met je partner in een bistro zit."
Baptist Jeroen Bol uit Alphen aan de Rijn kan zich enorm opwinden over de ’belevingsgerichte, magere, oppervlakkige’ theologie in veel evangelische gemeenten. "Ik lijd eraan." Met zijn George Whitefield Stichting probeert hij sinds 1994 het doorgeschoten ervaringsgerichte tij te keren. Bol laat zich daarbij inspireren door de puriteinen, die een belangrijke rol speelden tijdens de grote opwekkingen in Engeland en Noord-Amerika in de zeventiende en achttiende eeuw. Puriteinen leggen grote nadruk op een persoonlijke relatie met God en Christus en op levensheiliging.
Een fragment uit het gedeelte over Jonathan Edwards:
"Een echte bekering tot God heeft volgens Edwards twee kenmerken. Ten eerste raak je onder de indruk van de schoonheid, lieflijkheid en morele volmaaktheid van God. Het gaat dus eerst om God zelf, niet om wat jij aan God hebt. Edwards was zijn hele leven verliefd op God.
Het tweede kenmerk van de bekering is de vrucht daarvan in je leven. De liefde voor God zal zijn sporen nalaten in naastenliefde, zegt Edwards. Ervaring is absoluut geen vrucht. De echte puriteinen gingen zwaar voor levensheiliging, ze deden geen water bij de wijn. Heiliging ging bij hen verder dan niet roken. Het ging om hun levenshouding, dat je bijvoorbeeld niet vastzit aan geld en bezit."
Over de huidige nadruk op het gevoel:
"Was pakweg twintig jaar geleden onder christenen de hamvraag of iets ’waar was’", signaleert Bol, "nu lijkt geleidelijk aan de vraag of iets ’goed voelt’ nogal eens het zwaarst te gaan wegen. Preken moeten kort en niet te moeilijk zijn en doorspekt zijn met anekdotes. Ik zie dat de kerkdienst op zondagochtend voor veel evangelischen – voor de een natuurlijk meer dan voor de ander – functioneert als een soort spirituele vluchtheuvel. Even weg van al het wereldleed dat best eng is. Even een positieve kick krijgen. Het is een probleem van onze tijd. Je ziet in onze hele cultuur dat het steeds meer draait om entertainment."
Stuitende illustratie daarvan vindt Bol het evangelische Opwekkingslied 586 met de tekst ’De Schepping juicht’. "Als ík kijk naar het wereldnieuws, naar wat Al Gore aankaart over het klimaat of naar de ongelooflijke tragiek in Darfur, hoe kun je dan zingen over een juichende schepping? In de Bijbel beschrijft Paulus juist het tegenovergestelde: een schepping die zucht en in barensnood is. Als ik mensen daar na de dienst op aanspreek, zeggen ze dat ik daar niet al te moeilijk over moet doen of dat het profetisch is bedoeld."
Bols kritiek is niet nieuw. In 1994 verscheen ’The scandal of the evangelical mind’ van Mark Noll in de Verenigde Staten dat insloeg als een bom. Neem alleen al de eerste zin in Noll’s inleiding: ’De schande van het evangelische denken is dat er niet zoiets bestaat als een evangelisch denken’. Ook Noll ageerde tegen de intellectuele oppervlakkigheid en belevingsgerichtheid onder veel evangelicalen.
Helaas is de belevingcultuur sindsdien nog verder toegenomen, vindt Bol.
(...) Je loopt daarmee twee gevaren, ziet Bol. "Het eerste gevaar is een versimpeling van het christelijk geloof dat in het geheel niet simpel is. Neem alleen al het gegeven dat de Bijbel dan weer spreekt van uitverkiezing dan weer zegt dat God wil dat alle mensen gered worden. Dat is complex. Als je nalaat daarover te prediken, loop je het serieuze risico om een karikatuur van het geloof te schetsen. Een karikatuur die zo waterig en dun wordt, dat het niets meer voorstelt. Het gevaar is dat je aan het eind van de rit een God hebt geschapen naar jouw beeld, die gelijk is aan een knuffelgod die poezelig en knus is, die altijd voor je zorgt en je altijd vergeeft. Een soort kosmisch maatschappelijk werker die ervoor zorgt dat alles uiteindelijk goed komt met alles en iedereen. Maar God is heilig. De zin uit een Opwekkingslied 581: ’Heer, ik mag u omarmen’, is gewoon te naïef voor woorden.
Het gaat bij de evangelischen zelden over de toorn van God. Ook een gevolg van de aversie tegen de doempreken in sommige traditionele kerken. Bij de puriteinen gaat het om de balans, om geloven met geest, ziel, lichaam én verstand. Veel puriteinen studeerden in Cambridge. Het waren geen dorre theologen, maar authentieke, spirituele denkers die het denken van hun tijd beheersten. Dan wordt theologie echt een dienst aan God.
Tweede gevaar is dat je zo op het individu gericht bent, dat je als kerk maatschappelijk buiten spel komt te staan. Evangelische kerken bestaan grotendeels uit witte, autochtone, vaak jonge gezinnen. Ze richten zich niet zo op andere groepen in de maatschappij. Veel evangelischen vinden dat moslims steeds meer ruimte opeisen in deze maatschappij, dat veel moslims de hele wereld onder het gezag van Allah willen krijgen. Als je dat vindt, dan vergroot je toch de kennis over de islam onder je gemeenteleden en ontwikkel je een missionair programma om moslims met het evangelie te bereiken? Ik zou daar voorstander van zijn. Maar dat is natuurlijk lastig, ze weten weinig van de islam en kennen de verhalen van tot het christendom bekeerde moslims die bedreigd worden door hun familie."
(...)
De puriteinen hebben de juiste betekenis van beleving wél begrepen, vindt Bol. "Zij waren holistische gelovigen. Geloven had voor hen te maken met hun persoonlijke relatie met God, de kerk en hun plaats in de maatschappij. Dat was één geheel. Het begint bij het persoonlijke geloof, de toewijding en bekering, daarna verlang je ernaar er te zijn voor de naaste." (...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten