2 Koningen 21; Hebreeën 3; Hosea 14; Psalm 139
Het slothoofdstuk van de profetie, Hosea 14, heeft een zachtere toon. Het is bijna alsof de donder van rebellie en oordeel zichzelf heeft uitgeput, en genade zegeviert.
Het hoofdstuk begint en eindigt met vermaning van Hosea. Daartussen vind je eerst de woorden van het volk (of, meer precies, de woorden die de profeet het volk opdraagt te zeggen), en dan de woorden van God. Ik zal kort elk van deze vier delen overdenken.
(1) Hosea begint met bekering: ‘Bekeer u, Israël, tot de HERE, uw God’ (14:2). ‘Bekering’ wordt perfect beantwoord door ‘uw God’: de profeet roept niet op tot een zekere nieuwe en gevaarlijke geestelijke reis, maar roept op om zich af te keren van de rebellie, terug te keren tot de Heer die ze zo lang gekend hebben.
Ze moeten de kern van het probleem onder ogen zien: ‘door uw ongerechtigheid zijt gij gestruikeld’ (14:2). Er is nooit enige weg terug zonder doordrongen te zijn van deze fundamentele realiteit.
Bovendien is wat de profeet wil niet slechts een terugkeer naar een formele loyaliteit aan een wettenstelsel. Hij wil dat ze ‘met woorden komen’ wanneer ze terugkeren (14:3). Woorden kunnen natuurlijk leeg zijn: soms zeggen daden meer dan woorden. Maar vaak vereist oprecht berouw niet alleen berouwvol gedrag, maar ook woorden – niet een sombere terugkeer tot voorgeschreven rituelen en kerkbezoek, maar het soort berouw dat woorden doet opborrelen die onthullen wat er in het hart is.
(2) En welke woorden zouden ze moeten spreken? Hosea vertelt het hen (14:3b-4). Ze moeten om de vergeving van hun zonden vragen; ze moeten vragen dat God hen zou aannemen; ze moeten afstand doen van hun politieke banden, daarmee impliciet erkennend dat dergelijke verbindingen hen van het vertrouwen in God afhouden; ze moeten hun afgoderij afleggen en hun hoop stellen in de levende God. Hoe zou de echo van dergelijke gebeden klinken in onze eigen levens?
(3) De woorden van de Heer (14:5-9) zijn liefelijk. ‘Ik zal hun afkerigheid genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want mijn toorn keert zich van hen af’ (14:5).
Dan beschrijft God in een reeks beelden de zegeningen die Hij zal zijn en zal schenken voor Israël. De slotzinnen van het gedeelte versterken nog eens de theologische les van het volledige hoofdstuk: ‘Ik ben als een altijdgroene cypres, aan Mij is uw vrucht te danken’ (14:9).
God bezit alle ‘groenheid’, de vastheid van het altijd groene, en alle voedsel en rijkdom van een vruchtdragende boom (vgl. Ps. 1:3).
(4) Hosea besluit het boek: ‘Wie wijs is, geve op deze dingen acht; wie verstandig is, erkenne ze. Want de wegen des HEREN zijn recht: rechtvaardigen wandelen daarop, maar overtreders struikelen er’ (14:10).
Eigen vertaling van de overdenking bij 8 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten