1 Kronieken 16; Jakobus 3; Obadja; Lukas 5
We dachten eerder na over de oordelen die God uitsprak over Edom, het volk dat bestond uit de afstammelingen van Esau (en dus de verre neven van de Israëlieten). Ezechiël is zeer expliciet (Ez. 35; zie de overdenking van 2 oktober); Hosea is minder prozaïsch maar zegt vergelijkbare dingen (Hosea 13; zie de overdenking van 7 november).
Hier in Obadja is een volledig boek (weze het dan een kort) gewijd aan dit thema. We schrijven de tijd na de plundering van Jeruzalem in 587 v.C., en mogelijk zo laat als de vroege postballingschapperiode toen de Joden begonnen terug te keren naar het land.
De vervulling van deze profetieën vond plaats over een langere periode. De hoofdstad van Edom was tegen 312 zeker in handen van de Nabateïsche Arabieren. Een coalitie van Arabieren was al al langer dan een eeuw in de plaats gekomen van de Edomieten.
In de vroege periode werden zij geleid door koning Gesem, die rond 440 een van Nehemia’s tegenstanders was. Je moet je afvragen waarom de Oudtestamentische profeten zoveel tijd en ruimte wijdden aan Edom.
(1) Doorheen dit kleine boek is het thema van Gods gerechtigheid zeer aanwezig. Indien Edom zou wegkomen met haar triomfalisme en leedvermaak, wanneer haar eigen gedrag niets beter was dan dit van de natie van de Joden waarmee ze spotte, dan is er geen gerechtigheid.
(2) Het punt kan veralgemeend worden. ‘Want nabij is de dag des HEREN over alle volken; zoals gij gedaan hebt, zal u gedaan worden, uw daad zal op uw eigen hoofd terugvallen’ (15, cursief toegevoegd). Alhoewel Edom in bepaalde opzichten uniek is (van alle omliggende volken had het als enige bloedbanden met Israël), vormt het op een ander vlak een belangrijk model voor alle volkeren.
Wanneer we tegenstanders zien vallen, kunnen we beter erkennen dat God Degene is die tijdelijke oordelen oplegt – en op een dag krijgen we allemaal te maken met eeuwig oordeel. Tijdelijke oordelen vormen op die manier Gods profetische aankondigingen van wat iedereen zal overkomen.
Jezus argumenteert langs vergelijkbare lijnen (Lk. 13:1-5) met betrekking tot relatief kleine groepen met individuele personen. Hier benadrukt Obadja dat hetzelfde waar is op het vlak van het volk. De Nazi’s vielen: moeten we dan leedvermaak koesteren en onszelf op de borst kloppen in triomfalistische vrolijkheid?
Moeten we niet bedenken dat Duitsland een land was van buitengewoon onderwijs en technische competentie, en het strekte zich uit naar macht, expansiedrang en een cascade van boosheid – en viel? Moeten we niet vrezen en God om genade smeken opdat we mogen wandelen in integriteit, eer en liefde of deugdzaamheid?
(3) In bepaalde opzichten is Obadja een commentaar op Amos 9:12. Net als Juda, wordt ook Edom afgesneden. Niettemin ligt de hoop van de wereld in de toekomst van Juda, niet in die van Edom – en dit koninkrijk is des Heren (17-21). Dit was voldoende reden om Gods verbondsvolk niet te verachten, toen niet en nu niet.
Eigen vertaling van de overdenking bij 21 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten