1 Koningen 1; Galaten 5; Ezechiël 32; Psalm 80
Waarschijnlijk werd Psalm 80 geschreven door Asafietische zangers, weer in een tijd van nationale rampspoed – toen de Assyriërs het noordelijke koninkrijk veroverden, zijn hoofdstad verwoestten, en velen uit zijn bevolking in ballingschap gestuurd werden.
De schok die gevoeld werd door het godvrezende overblijfsel in Juda moet aanzienlijk zijn geweest. Het verklaart het refrein, ‘O God, herstel ons’ (80:4, 8, 20, vgl. vers 15).
Misschien is het meest treffende kenmerk van deze psalm het specifieke gebruik dat er gemaakt wordt van het uitgebreide wijnstok-beeld (80:9-19):
(1) We hebben Israël vaak geportretteerd gezien als een wijnstok: kijk bijvoorbeeld naar de overdenking voor 7 mei (over Jes. 5). In de meest dramatische van deze gedeeltes, is Israël een wijnstok die God zorgvuldig heeft geplant en verzorgd, maar jammer genoeg bracht hij alleen slechte vruchten voort. De wijnstok bleek uiteindelijk zodanig teleurstellend dat God na verloop van tijd besloot hem te vernietigen.
(2) Maar hier ligt de klemtoon niet op de vreselijke kwaliteit van de vrucht van de wijnstok (hoewel dit wordt verondersteld), maar op de belabberde staat van de wijnstok nu de Heer zelf de beschermende muur die Hij er rond had gebouwd heeft neergehaald. God zelf bracht de wijnstok uit Egypte, plantte hem, verzorgde hem en zag hoe hij zich uitstrekte van aan de (Middellandse) zee tot aan de Rivier (de Eufraat) (80:9-12). ‘Waarom hebt Gij zijn muren doorbroken, zodat ieder die langs de weg voorbijgaat, ervan plukt?’ (80:13). Zelfs de wilde dieren uit het woud vertreden hem en vreten hem af (80:14).
(3) Dus is hier de smeekbede dat God erbarmen zou hebben over zijn eigen wijnstok. Zonder verder stil te staan bij waarom God die beschermende muur neerhaalde – hoewel Asaf erkende dat het Gods brandende toorn is (80:5), Gods dreigende aanblik (80:17) – doet de psalmist een ronduit emotioneel beroep op God om de wijnstok te beschermen die Hij zelf verzorgd en beschermd heeft: ‘sla acht op deze wijnstok, de stek die uw rechterhand heeft geplant’ (80:15-16).
(4) Verweven met dit thema is de verwijzing naar de ‘zoon’ die God voor zichzelf had grootgebracht (80:16). Het Hebreeuwse woord kan verwijzen naar een tak of een boog (zoals in Gen. 49:22), maar in dit gedicht vormt het ook een inleiding op 80:18.
Waarschijnlijk moeten we hier in de eerste plaats een verwijzing zien naar Israël, een verwijzing die voortkomt uit Exodus 4:22: ‘daarom zeg Ik u: laat mijn zoon gaan, opdat hij Mij diene’. De psalmist bidt voor erbarmen over Gods ‘zoon’.
Zelfs in vers 18 doelen de uitdrukkingen het ‘mensenkind’ (HSV: ‘de Mensenzoon’) en ‘de man van uw rechterhand’ in eerste instantie op Israël. Aan de wijdere horizon zou het ultieme antwoord op deze smeekbeden van Asaf komen, wanneer de ware wijnstok (Joh. 15), de ultieme Mensenzoon, uit Israël zou voortkomen.
Eigen vertaling van de overdenking bij 29 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten