zaterdag 12 september 2015

Ik roep tot God, de Allerhoogste, tot God, die het voor mij voleindigt (Ps. 57)


2 Samuël 7; 2 Korintiërs 1; Ezechiël 15; Psalmen 56-57

Het opschrift van Psalm 57 verduidelijkt dat deze psalm geschreven werd toen David ‘voor Saul in de spelonk vluchtte’ (vgl. 1 Sam. 22:1; 24:3). Wat we dan krijgen is iets van de emotionele en geestelijke toon van de man op een ogenblik dat hij eigenlijk kon zeggen dat er ‘slechts één schrede’ was tussen hem en de dood’ (1 Sam. 20:3).

Enkele gedachten:

(1) Zelfs wanneer hij om genade schreeuwt, drukt David zijn vertrouwen uit in Gods soevereine macht. De taal is verbijsterend: ‘Ik roep tot God, de Allerhoogste, tot God, die het voor mij voleindigt’ (57:3). De titel ‘Allerhoogste’ is niet zeer gebruikelijk in de Psalmen. Misschien denkt David aan een andere man zonder huis, Abraham, die meer vertrouwd was met deze manier om God aan te spreken.

David denkt zeker niet dat de omstandigheden deze God op een of andere manier uit de hand zijn gelopen. Hij smeekt om genade, maar hij erkent dat God, de machtige God, zijn plannen in hem vervult.

Deze mengeling van nederig pleiten en rustig vertrouwen op Gods soevereine macht komt heel vaak terug in de Schrift. Nergens bereikt het een hoger niveau dan in het gebed van de Heer Jezus in de hof Getsemane: ‘Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt’ (Mt. 26:39). Elke volgeling van Jezus Christus zal in zekere mate de beklemming en de vreugde van dit soort gebed willen leren.

(2) Het refrein in 57:6 en 12 – ‘Verhef U boven de hemelen, o God; uw heerlijkheid zij over de ganse aarde’ – toont ons David niet alleen in eerbiedige aanbidding, maar bevestigt iets wat gelovigen makkelijk vergeten, zeker wanneer ze onder spanning staan. Misschien dat het duidelijkste Nieuwtestamentische equivalent wel in het gebed ligt dat de Heer Jezus ons leerde: ‘Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd’ (Mt. 6:9).

Hier overdenkt David niet Gods soevereine macht, maar Gods soevereine belang. Nog belangrijker voor David dan of hij nu wel of niet uit de grot ontkomt, is dat God verheerlijkt wordt boven de hemelen.

Het bewogen gebed dat gewillig dringende persoonlijke belangen onderwerpt aan Gods heerlijkheid ademt vreugde en stabiliteit uit: ‘Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust; ik wil zingen, ja psalmzingen’ (57:8).

(3) Eerder treffend is Davids blik op de ruimte waar hij van plan is te getuigen: ‘Ik zal U loven, o Here, onder de volken, ik zal U psalmzingen onder de natiën; want hemelhoog is uw goedertierenheid, tot aan de wolken reikt uw trouw’ (57:10-11).

Geen beperkte blik, hier. En vandaag, wanneer ontelbare miljoenen deze woorden zingen, is Davids gelofte veel uitgebreider vervuld dan hij zich ooit kon voorstellen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten