2 Samuël 21; Galaten 1; Ezechiël 28; Psalm 77
De lange profetie tegen de stad-staat Tyrus bereikt haar hoogtepunt in deze profetie tegen de koning van Tyrus (Ezech. 28:1-19). Historisch gezien was de koning in kwestie Ithobal II. Maar er blijkt duidelijk uit het hoofdstuk voor ons, dat de focus niet zozeer op een specifieke monarch ligt, als wel op al hetgeen hij vertegenwoordigt.
De aanklacht die voortdurend herhaald wordt is dat de koning van Tyrus in zijn hart zegt ‘ik ben een god’ (28:2, 6, 9). De context toont aan dat de kwestie niet is dat de individuele monarch een of andere monsterlijke persoonlijke en ontologische aanspraak maakt, als wel dat de koning, die het gedrag van Tyrus op zijn geheel typeert, een ontzettende eigendunk heeft, trots op geweldige commerciële successen en, daardoor, uiterst onafhankelijk.
Er is geen besef van persoonlijke zwakheid of nood, nog minder een sluimerend besef van afhankelijkheid tegenover de God die hen gemaakt heeft en voorzienig over hen regeert. De kern van de zaak is eenvoudig samen te vatten: ‘door uw wijs beleid bij de handel hebt gij uw vermogen vermeerderd, en uw hart is trots geworden op uw vermogen’ (28:5).
De zeer ongepaste dimensies van de hoogmoed worden onderstreept door de vele allusies naar Genesis 2-3 (duidelijker in het Hebreeuws dan in de Nederlandse vertaling). Ze waanden zichzelf in Eden, de hof van God (28:13), ze beschouwden zich Gods beschuttende cherub (28:14), maar ze zullen verdreven worden (28:16).
Met andere woorden: hun zonde staat op een lijn met die van Adam en Eva. Ook zij wilden als God zijn, onafhankelijk, zelf goed en kwaad kennende zonder dat iemand hen dit moest vertellen (zelfs niet hun Schepper!).
In beide gevallen is het resultaat hetzelfde: desastreuze rampspoed, dood en catastrofaal oordeel. Er is slechts één God, en terecht duldt Hij geen concurrenten. Dit is een nogal voor de hand liggende samenvatting van het gedeelte. Maar we moeten goed nadenken over wat dit zegt aan elke cultuur of kerk of land die vandaag vasthangen aan rijkdom.
Natuurlijk kunnen zeer arme mensen ook materialistisch zijn, in die zin, dat hetgeen ze het meest van al willen, materiële bezittingen zijn. Materialisme is niet exclusief voorbehouden aan de rijken. Maar de focus ligt hier op de rijken, wiens bezittingen hen hoogmoedig gemaakt hebben.
Ze staan boven de gewone mensen, boven andere naties die verarmd zijn of verstrooid. Op welk punt treft ons de bekende zin van de Heer Jezus hard: ‘gij kunt niet God dienen èn Mammon’ (Mt. 6:24)?
Het feit dat Amerika de enige overblijvende supermacht is heeft meer dan een klein beetje hoogmoed met zich gebracht. Talloze specialisten hebben met reden betoogd, dat de morele onverschilligheid over presidentiële leugens, in de eerste plaats moet toegeschreven worden aan een sterke economie. Dus hoe ver en hoe lang zal God ons laten gaan als er geen sprake is van een brede en diepe bekering?
Eigen vertaling van de overdenking bij 25 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten