maandag 21 september 2015

Des morgens nu sprak ik tot het volk, des avonds stierf mijn vrouw (Ez. 24)

2 Samuël 17; 2 Korintiërs 10; Ezechiël 24; Psalm 72

Het tweede deel van Ezechiël 24 (Ezech. 24:15-27) is mogelijk het meest hartverscheurende gedeelte van het hele boek. Elders vangen we glimpen op van Ezechiël de trouwe profeet, Ezechiël de volhardende getuige van de waarheid van God, Ezechiël de man die bereid is te handelen vanuit bijzonder symbolische parabels. Hier lezen we over Ezechiël de echtgenoot.

Een paar opmerkingen:

(1) Een kleine hint naar hoe Ezechiël zijn vrouw zag komt naar boven in de uitdrukking die God gebruikt: ‘de lust van uw ogen’ (24:16). Als Ezechiël dertig jaar was in het vijfde jaar van de ballingschap (1:1-2), dan kan hij nu in het negende jaar (24:1) niet meer dan vier- of vijfendertig geweest zijn, en vermoedelijk was zijn vrouw niet ouder.

Ezechiël is niet de enige leider van Gods volk die te lijden krijgt onder verwoestend persoonlijk verlies. Hier wordt hem al op voorhand gezegd dat de klap zal komen (vooraf al weten is zowel een zegen als een beklemming), maar hij krijgt ook de opdracht niet te rouwen: zijn stilte bij een dergelijke aangelegenheid, in een maatschappij die bekend staat voor zijn ongehinderde uitingen van rouw, wordt opnieuw een symbolische profetische actie.

(2) Je kunt bijna de enorme zelfbeheersing voelen in de beknopte woorden: ‘Des morgens nu sprak ik tot het volk, des avonds stierf mijn vrouw. En op de volgende morgen deed ik, zoals mij bevolen was’ (24:18, cursief toegevoegd).

Zijn stilzwijgen kan verkeerd begrepen worden als ongevoeligheid, maar in dit geval niet voor lang. De mensen weten welk soort man hij is, en bemerken dat zijn volkomen zelfbeteugeling een boodschap voor hen bevat (24:19).

(3) Ezechiël onthult aan het volk de betekenis van zijn stilte (24:20-24). De lust van hun ogen, het verlangen van hun hart, dat waarop ze nog altijd hun hoop vestigen, is de stad Jeruzalem. Vanaf die plaats, zo dachten ze, zal God uitbreken en hen redden. Maar Jeruzalem zal weggenomen worden, net zoals Ezechiëls vrouw weggenomen werd. En wanneer dit gebeurt, mogen ze niet meer wenen dan Ezechiel heeft gerouwd over de dood van zijn vrouw.

Wat betekent dit?

(a) Sommigen denken dat dit een veroordeling is van het volk: ze zijn zodanig hard en ongevoelig dat het rouwen over de val van de stad hen niets zegt. Deze verklaring past helemaal niet in het boek in zijn geheel. (b) Anderen denken dat de tragedie van Jeruzalems vernietiging zodanig diep gaat dat er geen enkele uitdrukking van rouw gepast is. Dit is mogelijk, maar Ezechiël is niet stil omwille van de diepte van zijn verlies, maar omwille van Gods bevel.

(c) Het kan dus zijn dat het volk hier de opdracht krijgt niet te rouwen over de val van de stad, omdat het oordeel zo volkomen verdiend is (vgl. 14:22-23; 1 Sam. 16:1).

Denk in het licht van 24:25-27 na over 3:26-27 en 33:21-22.


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 september uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten