maandag 31 maart 2014

'Here, maar wat zal met deze gebeuren?' (Joh. 21)

Leviticus 2-3; Johannes 21; Spreuken 18; Kolossenzen 1
Na het opmerkelijke gesprek dat Petrus herstelt voor het dienstwerk, vertelt Jezus hem rustig dat dit discipelschap hem op een dag zijn leven zal kosten: ‘wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt’ (Joh. 21:18). Heeft de voorzegging op zich misschien iets onduidelijks, dan is die tegen de tijd dat Johannes hier alles opschrijft al helemaal verdwenen: ‘En dit zeide Hij om te kennen te geven, met welke dood hij God verheerlijken zou’ (21:19).

Waarschijnlijk is de overlevering juist dat Petrus als martelaar omkwam in Rome, rond dezelfde tijd dat Paulus werd terechtgesteld, beiden onder Keizer Nero, in de eerste helft van de jaren zestig. Petrus ziet dan ‘de discipel volgen, dien Jezus liefhad’ – niemand anders dan Johannes de evangelieschrijver – terwijl hijzelf met Jezus langs het strand loopt (20:20).

De aanduiding ‘de discipel dien Jezus liefhad’ moet niet zo verklaard worden alsof ze betekent dat Jezus een vuil spel speelt van willekeurige favorieten. Kleine aanwijzingen suggereren dat veel mensen die Jezus volgden zich bijzonder geliefd voelden door Hem. Toen Lazarus ernstig ziek lag, stuurden zijn zussen Maria en Martha zo een boodschap naar Jezus waarin ze zegden ‘Here, zie, die Gij liefhebt, is ziek’ (11:3).

Zelfs na de opstanding en hemelvaart hebben Jezus’ volgelingen zich verblijd in zijn liefde, zijn persoonlijke liefde voor hen. Zo hoeft Paulus slechts Jezus en het kruis te vermelden en hij barst al spontaan uit in lofprijs met een toegevoegde ondergeschikte zin: ‘die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven’ (Gal. 2:20).

In dit geval is er echter nog altijd iets van de oude Petrus over. Ongetwijfeld was hij blij te worden hersteld en de opdracht te krijgen om Jezus’ lammeren en schapen te weiden (Joh. 21:15-17). Aan de andere kant was het vooruitzicht van een smadelijke dood minder aantrekkelijk. Dus wanneer Petrus Johannes ziet, vraagt hij: ‘Here, maar wat zal met deze gebeuren?’ (21:21).

We bevinden ons niet in de positie om Petrus te bekritiseren. De meesten van ons vergelijken voortdurend de dienstcijfers van anderen. Groen is geen ongewone kleur onder dienstknechten van het Evangelie. Iemand anders heeft het iets makkelijker, dus kunnen we het makkelijk wegverklaren als hij of zij meer vrucht voortbrengt. Hun kinderen lijken beter te belanden, hun kerk is wat voorspoediger, hun evangelisatie meer effectief.

Bereiken wij aan de andere kant dan weer zelf een bepaalde mate van ‘succes’, dan blijkt dat we al gauw over onze schouders kijken naar hen die achterop lopen terwijl we stekelige opmerkingen maken over hen die ons spoedig zullen verdringen. Maar uiteindelijk hadden zij wel meer voordelen dan wij, is het niet?

Het is allemaal zo kleinzielig, zo zelfgericht, zo zondig. Jezus vertelt aan Petrus: ‘Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volg gij Mij.’ (21:22). De verscheidenheid aan begaafdheden en genadegaven is enorm; de enige Meester die we moeten behagen is Jezus.


Eigen vertaling van de overdenking bij 31 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 30 maart 2014

In het voetspoor van de moedige Thomas (Joh. 20)


Leviticus 1; Johannes 20; Spreuken 17; Filippenzen 4

Thomas krijgt heel wat negatieve commentaren – ‘Ongelovige Thomas’, noemen we hem. Maar de reden voor zijn twijfel of Jezus uit de dood was opgestaan, had mogelijk meer te maken met het feit dat hij niet aanwezig was toen Jezus voor het eerst verscheen aan de groep apostelen (Joh. 20:19-25). Is het niet duidelijk dat geen van de anderen het er beter vanaf had gebracht, indien zij op die bewuste dag afwezig waren geweest?

In elk geval ontbreekt het Thomas niet aan moed. Wanneer Jezus zich voorneemt om vanuit Galilea naar Judea terug te keren om Lazarus uit de doden op te wekken, zijn de discipelen zich bewust van het politieke klimaat en erkennen ze het gevaar van een dergelijke koers. Maar dan is het Thomas die zijn collega’s rustig aanmoedigt: ‘Laten wij ook gaan om met Hem te sterven’ (11:16).

Bij een andere gelegenheid formuleert Thomas de vraag die de hele groep wil stellen. Wanneer Jezus stelt dat Hij weggaat en dat ze nu echt wel de weg al kennen, spreekt Thomas zo niet alleen voor zichzelf wanneer hij stil tegenwerpt ‘Here, wij weten niet, waar Gij heengaat; hoe weten wij dan de weg?’ (14:5).

Maar hier in Johannes 20, wanneer hij degene is die de pech heeft afwezig te zijn, bij de tweede verschijning van de opgewekte Jezus aan de groep apostelen, geeft Thomas de aanzet voor een dialoog die van ontzettend groot belang is.

Wanneer Jezus opdaagt, doorheen de gesloten deuren, wendt Hij zich specifiek tot Thomas en toont hem de tekens van zijn wonden: ‘Breng uw vinger hier en zie mijn handen en breng uw hand en steek die in mijn zijde, en wees niet ongelovig, maar gelovig’ (20:27). Thomas vraagt geen verder bewijs. Hij barst uit in een van de grote christologische belijdenissen van het Nieuwe Testament: ‘Mijn Here en mijn God!’ (20:28).

Jezus antwoordt met een uitspraak die licht werpt op het karakter van het christelijk getuigenis van vandaag: ‘Omdat gij Mij gezien hebt, hebt gij geloofd? Zalig zij, die niet gezien hebben en toch geloven’ (20:29).

Jezus werpt hier zijn schaduw vooruit op de vlakten van de geschiedenis, terwijl Hij zich de ontelbare miljoenen voorstelt die op Hem zullen vertrouwen zonder Hem ooit in het vlees te hebben gezien, zonder de littekens in zijn handen, voeten en zijde te hebben nagegaan. Hun geloof is niet minderwaardig.

In de bijzondere voorzienigheid van God is het verslag van Thomas’ ervaring zelfs een van de zaken die de Geest van God zal gebruiken om hen tot geloof te brengen.

Genadig biedt Jezus de visuele en tastbare bewijzen aan die ene persoon, zodat het geschreven verslag van Thomas’ geloof en belijdenis een stimulans zou vormen voor de bekering van wie slechts toegang hebben tot de tekst. Zowel Thomas als wie na hem kwamen geloven in Jezus en hebben leven in zijn naam (20:30-31).


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 29 maart 2014

'De heerlijkheid des HEREN vervulde de tabernakel' (Ex. 40)


Exodus 40; Johannes 19; Spreuken 16; Filippenzen 3
De slotzinnen van Exodus 40 verbinden verschillende belangrijke thema’s die al werden geïntroduceerd en grijpen vooruit naar diverse andere. Hier is de bouw van de tabernakel afgewerkt, samen met de kleding en uitrustingsstukken voor de priesterdienst. ‘En de wolk bedekte de tent der samenkomst, en de heerlijkheid des HEREN vervulde de tabernakel’ (40:34).

Dit moet de wolkkolom zijn (overdag) en de vuurkolom (gedurende de nacht) die hen vanaf het begin heeft vergezeld. Ze toonde de loutere tegenwoordigheid aan van God zelf en leidde hen met betrekking tot wanneer en waarheen ze moesten optrekken.

Nu rust deze wolk op de nieuw opgerichte tabernakel of tent der samenkomst, terwijl ze er zich in vestigt en ze helemaal vult. Bij dit inaugureel vervullen is de tegenwoordigheid van de Heer zelfs zodanig intens dat zelfs Mozes niet kan binnengaan, laat staan iemand anders (40:35).

Bovendien rust van nu af aan de wolk van heerlijkheid op de tabernakel wanneer het volk ter plekke moet blijven, en verheft ze zich en leidt ze het volk wanneer zij moeten optrekken (40:36-38).

Zes opmerkingen:

(1) Als de wolk- en vuurkolom op de tabernakel rust, dan is dat om deze constructie te verbinden met het zichtbare symbool van de voortgaande, krachtige tegenwoordigheid van God die hen leidt.

(2) Op een punt, na de vreselijke opstand die resulteerde in het maken van een gouden kalf, had God geweigerd om in het midden van deze verbondsgemeenschap op te trekken. Mozes deed voorbede (Ex. 32-34). Hier vinden we de vrucht van zijn gebeden. De tabernakel is nu opgericht, de tegenwoordigheid van God zweeft erboven in de symbolische vorm waarmee het volk ondertussen vertrouwd is, en dit allemaal precies in het midden van de twaalf stammen.

(3) Deze focus op de tabernakel aan het slot van Exodus effent het pad voor de openingshoofdstukken van Leviticus, in het bijzonder voor de specificaties met betrekking tot de slachtoffers en offerandes die moeten worden gebracht in verbinding met de tabernakeldienst.

(4) Die tabernakel grijpt vooruit naar de tempel. In feite is het een soort mobiele tempel. In de tijd van Salomo, wanneer het permanente bouwwerk is afgewerkt, daalt de heerlijkheid van God daar op vergelijkbare wijze neer. Zo legt ze de link met de tabernakel en met de wolk- en vuurkolom van de jaren in de woestijn.

(5) Om al op de toekomst vooruit te grijpen: er is geen krachtiger symbool voor de komende vernietiging van Jeruzalem dan het visioen van het vertrek van de heerlijkheid van God (Ez. 10-11).

(6) Niets getuigt krachtiger van de unieke openbarende en bemiddelende rol van Jezus Christus dan de nadruk dat Hij de ware tempel is (Joh. 2:19-22); en niets vormt een krachtiger portret van de loutere heerlijkheid van de hemel dan de stelling dat er daar geen tempel is, want de Heer God Almachtig en het Lam zijn haar tempel (Opb. 21:22).


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 28 maart 2014

'Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld' (Joh. 18)


Exodus 39; Johannes 18; Spreuken 15; Filippenzen 2
Wanneer Pilatus Jezus vraagt of Hij wel of niet ‘de koning der Joden’ is (Joh. 18:33), dan interesseert hem vooral of Jezus al dan niet een bepaalde politieke bedreiging vormt. Is Hij een van die nationalistische en zelfverklaarde ‘messiassen’ die voornemens zijn de autoriteit aan de Romeinse supermacht te ontrukken? Is dit het geval, dan moet Hij de doodstraf krijgen.

Wanneer Jezus uiteindelijk antwoordt, valt zijn antwoord met niets te vergelijken van wat Pilatus al ooit hoorde: ‘Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk niet van hier’ (Joh. 18:36).

Je kunt heel lang over dit antwoord nadenken en er je winst mee doen. Wij zullen op vier punten focussen:

(1) De betekenis van het koninkrijk kan hier niet dezelfde statische betekenis hebben van ‘gebied’, zoals in ‘het koninkrijk Jordanië’ of ‘het koninkrijk Saoedi-Arabië’. Zijn betekenis ligt iets dichter bij de dynamische betekenis van koninklijke heerschappij of koningschap, want Jezus focust op waar zijn ‘koninkrijk’ ‘van’ is, of ‘vandaan’, d.w.z. wat de bron is van zijn koninklijke heerschappij. Dit betekent niet dat er geen grondgebied is in dit koningschap, geen rijk dat ermee verbonden zou zijn; dit is wel zo, zoals we zullen zien. Maar het is hier niet de focus van het gebruik van de term.

(2) Jezus zegt dat zijn koninkrijk ‘niet van deze wereld’ is; het is ‘niet van hier’. Met andere woorden: al de koninkrijken en centra van politieke macht die mensen oprichten halen hun gezag uit de realiteiten van deze wereld. Niet Jezus. Zijn koninkrijk, zijn gezag om te heersen, is ‘niet van hier’ – en lezers van dit evangelie weten dat dit betekent van de hemel, van God zelf.

(3) Dit is waarom zijn dienaars niet zullen vechten. Zijn koninkrijk groeit niet om een imperium te worden zoals de koninkrijken in deze wereld hun succes bereiken, in dit geval onvermijdelijk met heel wat militaire slagkracht. Het koninkrijk van God groeit niet door menselijke legers en letterlijke soldaat-heiligen. Je zou wel wensen dat zij die aan de basis lagen van de kruistochten wat langer over deze tekst hadden nagedacht. Blijkbaar geloofde Pilatus minstens dit deel van wat Jezus zei, en daarom beschouwde hij Hem niet als een politieke bedreiging (18:38).

(4) Maar dit betekent niet dat Jezus geen enkele aanspraak maakt met betrekking tot de koninkrijken van deze wereld. Hij benadrukt dat Hij Koning Jezus is, zelfs al ligt de bron van zijn gezag dan niet in deze wereld, en zullen zijn dienaars Hem niet verdedigen door naar de wapens te grijpen. Niettemin zal de tijd komen dat allen zullen erkennen dat Hij alleen Here der heren is en Koning der koningen (Opb. 17:14; 19:16), en alle koninkrijken van deze wereld zijn voorbestemd om Hem toe te behoren (Opb. 11:15).


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 27 maart 2014

'Mercy tree' door Lacey Sturm



Een tijd terug hoorde ik voor het eerst van Lacey Sturm via een video met daarin ook nog Billy Graham en Lecrae.
Nu even teruggezocht. De tekst van het lied is een goede voorbereiding op het goede nieuws dat overal nog sterker klinkt in de periode van Pasen: 'death has died and love has won, hallelujah! Jesus Christ has overcome'.

Mercy Tree - door Lacey Sturm

On a hill called Calvary
Stands an endless mercy tree
Every broken weary soul
Find your rest and be made whole
Stripes of blood that stain its frame
Shed to wash away our shame
From the scars pure love released
Salvation by the mercy tree

Verse 2
In the spot between two thieves
Hung the blameless Prince of Peace
Beaten, battered, scarred, and scorned
Sacred head pierced by our thorns
It is finished was his cry
The perfect lamb was crucified
His sacrifice, our victory
Our Savior chose the mercy tree

Verse 3
Hope went dark that violent day
The whole earth quaked at love's display
Three days silent in the ground
This body born for heaven's crown
On that bright and glorious day
When heaven opened up the grave
He's alive and risen indeed!
Praise him for the mercy tree!

Chorus
Death has died, love has won
Hallelujah! Hallelujah!
Jesus Christ has overcome
He has risen from the dead

Verse 4
One day soon, we'll see his face
And every tear, he'll wipe away
No more pain or suffering
Praise him for the mercy tree

(Chorus 2x)
On a hill called Calvary
Stands an endless mercy tree

'Laat hen één zijn' (Joh. 17)


Exodus 38; Johannes 17; Spreuken 14; Filippenzen 1
Johannes 17 wordt voortdurend geciteerd in oecumenische kringen. Jezus bidt ‘voor allen die door hun verkondiging in mij geloven. Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u (…) opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden’ (17:20-23). Dit impliceert dan dat men de vervulling van Jezus’ gebed bewerkt door volledige steun aan de oecumenische beweging.

Het is een belangrijk gebed. Maar merk op waar Hij nog voor bidt in dit hoofdstuk:

(1) Jezus bidt dat God zijn eerste discipelen zal bewaren voor ‘de boze’, in het bijzonder nu Hijzelf van het aards toneel wordt weggenomen (17:11, 15). Misschien denkt Hij in het bijzonder aan de vreselijke klappen die hun geloof zal krijgen wanneer hun Meester wordt gekruisigd en begraven.

(2) Jezus bidt dat zijn discipelen zullen worden geheiligd door de waarheid – goed begrijpend dat Gods woord waarheid is en dat het precieze doel van zijn eigen heiliging (d.w.z. Hij ‘heiligt’ zichzelf – zet zichzelf apart voor de heilige doeleinden van de Vader – door zijn Vader te gehoorzamen en naar het kruis te gaan) is, dat zij zouden worden geheiligd (17:17-18).

(3) Jezus bidt dat zowel deze eerste discipelen als zij die uiteindelijk door hun verkondiging zullen geloven, ‘in Ons’ zullen zijn [d.i. ‘in’ de Vader en de Zoon], ‘opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden’ (17:21).

(4) Jezus verklaart dat Hij wil dat allen die de Vader Hem heeft gegeven, zullen zijn waar Hij is, en uiteindelijk zijn heerlijkheid zullen zien, de heerlijkheid die de Vader Hem gaf omdat Hij Hem liefhad ‘vóór de grondlegging der wereld’ (17:24).

Daarenboven bidt Jezus natuurlijk dat zijn discipelen allen één zullen zijn. Het zou mooi zijn als allen die deze voorbede benadrukken dit niet minder zouden doen met de andere gebeden – of, evengoed, dat allen die, laten we zeggen, het tweede gebed in de bovenstaande lijst benadrukken ook het gebed voor eenheid zouden benadrukken.

De vraag die we ons echter moeten stellen, is of Jezus’ gebeden verhoord zijn. Verklaart Jezus niet elders dat Hij weet dat de Vader Hem altijd ‘verhoort’ (11:42)?

De Vader beschermde zeker allen van de eerste discipelen, natuurlijk uitzondering gemaakt voor Judas Iskariot, van wie Jezus in zijn gebed stelt dat hij ‘de zoon des verderfs’ (NBG)’ is [of ‘hij die verloren moest gaan’ (NBV)] (17:12).

De andere gebeden zijn evenzeer verhoord en zullen finaal verhoord worden bij de voltooiing van alle dingen. Dit geldt ook voor Jezus’ gebed voor eenheid: ware christenen geven blijk van een diepgaande eenheid, een ware eenheid, ongeacht hiërarchische structuren en vaak ondanks oecumenische initiatieven, in antwoord op Jezus’ gebed. Dit trekt vaak anderen tot het Evangelie. We moeten verlangen en streven naar de vervulling van al Jezus’ gebeden.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 26 maart 2014

De Geest focust op Jezus (Joh. 16)

Exodus 37; Johannes 16; Spreuken 13; Efeziërs 6
De komst van de Heilige Geest, de 'Pleitbezorger' of Parakleet [de Trooster], is afhankelijk van Jezus’ 'heengaan', d.i. zijn kruisdood, daaropvolgende opstanding en verheerlijking (Joh. 16:7; vgl. 7:37-39). Dit roept belangrijke vragen op over de relatie tussen de rol van de Geest onder het Oude Verbond, voor het kruis, en zijn rol aan deze kant van het kruis. Dit is ons zorgvuldig onderzoek waard. Hier echter moet Johannes’ nadruk op het werk van de Geest verduidelijkt worden.

Aan het eind van Johannes 15 wordt ons gezegd dat de Pleitbezorger zal getuigen van Jezus; een taak waar de discipelen van Jezus hun stem aan zullen verlenen (15:26-27). De eerste getuigenis is voor de Geest. In Joh. 16:8-11 overtuigt de Pleitbezorger de wereld van zonde, gerechtigheid en oordeel. Hij doet dit omdat Jezus terugkeert naar de Vader en niet langer zelf de rol vervult van het overtuigen van mensen.

Als de Heilige Geest getuigt van Jezus in 15:26-27 en mensen overtuigt door het werk van Jezus in 16:8-11 voort te zetten, brengt Hij in 16:12-15 glorie aan Jezus door Christus te verklaren aan degenen die het Laatste Avondmaal bijwoonden (de ‘u’ uit vers 12 kan moeilijk anders begrepen worden, en bepaalt ook de ‘u’ in de rest van de paragraaf; vgl. ook 14:26).

Zoals Jezus niet onafhankelijk handelt van zijn Vader, maar slechts spreekt wat de Vader Hem opdraagt te zeggen (5:16-30), zo handelt de Geest niet onafhankelijk van de Vader en de Zoon: ‘Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken’ (16:13). Zijn focus is Jezus: ‘Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen’ (16:14).

En natuurlijk komt zelfs hier hetgeen Jezus toebehoort van de Vader: ‘Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen’ (16:15).

De reden waarom Jezus niet zelf alles aan zijn discipelen onthulde over zichzelf en zijn opdracht, is dat ze nog niet klaar zijn om het te dragen (16:12). Zelfs zo ver in hun discipelschap kunnen ze het begrip van een Koning-Messias in hun verstand nog niet echt rijmen met het begrip van een Lijdende Messias.

Tot dit punt duidelijk is gesteld, zal de manier waarop ze de Schriften lezen – wat wij het Oude Testament noemen – zodanig worden vertroebeld door politieke en koninklijke aspiraties dat ze het niet goed op een rijtje krijgen.

Hoeveel van het werk van de Geest focust toch op Jezus Christus - van Hem getuigen, diverse aspecten van zijn dienst voortzetten, zijn belang verklaren!


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 25 maart 2014

Toch liefde onder voorwaarden? (Joh. 15)


Exodus 36; Johannes 15; Spreuken 12; Efeziërs 5

Er wordt in de Bijbel op tal van manieren over Gods liefde gesproken.

In sommige passages gaat Gods liefde uit naar zijn uitverkorenen. Hij heeft hen lief en anderen niet (bijv. Deut. 4:37; 7:7-8; Mal. 1:2). Maar als we denken dat de liefde van God zonder uitzondering beperkt blijft tot zijn uitverkorenen, zullen we al snel andere thema’s verdraaien: zijn genadige voorzienigheid van ‘algemene genade’ (Is Hij niet de God die het laat regenen over bozen en goeden? [ Matt. 5:45]); zijn geweldige verdraagzaamheid (bijv. Rom. 2:4), zijn pleidooi tot opstandelingen om zich te bekeren en berouw te tonen opdat ze niet zouden omkomen, want Hij heeft geen behagen in de dood van de goddeloze (bijv. Ez. 33:11).

Als dit anderzijds alles zou zijn wat de Bijbel zegt over de liefde van God, zou God snel herleid worden tot een onmachtige, gefrustreerde aanbidder die alles deed wat hij kon, de arme kerel. Dit is echter nooit hoe we het liefdevolle initiatief van effectieve kracht mogen zien, dat vervat zit in de eerst geciteerde passages of andere gelijkaardige teksten.

Maar er zijn andere manieren waarop de Bijbel spreekt over de liefde van God. Eén ervan domineert in Johannes 15:9-11. Hier is de Vaders liefde voor ons verbonden aan de voorwaarde van gehoorzaamheid. Jezus draagt zijn discipelen op om Hem op precies dezelfde manier te gehoorzamen als Hij zijn Vader gehoorzaamt, opdat ze in zijn liefde mogen blijven: ‘Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde’ (15:10).

Het verband toont dat dit ons niet vertelt hoe mensen Jezus’ volgelingen worden. Eerder, ervan uitgaand dat zijn publiek zijn volgelingen zijn, stelt Jezus dat er een relationele liefde op het spel staat die moet worden gevoed en onderhouden. Op precies dezelfde manier zegt de liefde van de Vader voor de Zoon niets over hoe die relatie ontstond (!), ze weerspiegelt slechts de aard van de relatie.

Van de liefde van de Vader voor de Zoon wordt elders gezegd dat ze gedemonstreerd wordt door de Zoon alles te ‘tonen’, opdat de Zoon alles doet wat de Vader doet en dezelfde eer ontvangt als de Vader (Joh. 5:19-23); de liefde van de Zoon voor de Vader wordt aangetoond door gehoorzaamheid (14:31).

Zoals mijn kinderen in mijn liefde blijven door me te gehoorzamen en me niet te weerstaan, zo blijven ook Jezus’ volgelingen in zijn liefde. Natuurlijk is er een manier waarop ik altijd van mijn kinderen zal houden, ongeacht wat ze doen. Maar er is een relationeel element in die liefde dat afhankelijk is van hun gehoorzaamheid.

Zo is Jezus de middelaar van de Vaders liefde voor ons (15:9), en het resultaat van onze gehoorzaamheid aan Hem is grote vreugde (15:11). ‘Bewaart uzelf in de liefde Gods’ (Judas 20).


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 24 maart 2014

'Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven' (Joh. 14)


Exodus 35; Johannes 14; Spreuken 11; Efeziërs 4
De afscheidsrede die begint in Johannes 14 bevat buitengewoon rijk materiaal over de Heilige Geest. Een paar hoogtepunten:

(1) In het Grieks wordt elk zelfstandig naamwoord grammaticaal aangeduid als mannelijk, vrouwelijk of neutraal. Het woord voor ‘geest’ is neutraal. Wanneer een bijvoeglijk naamwoord verwijst naar ‘geest’, dan zou het ook neutraal moeten zijn. In dit hoofdstuk is het gebruikte bijvoeglijk naamwoord soms mannelijk, waarmee het de grammaticale vorm doorbreekt, een manier om zacht te bevestigen dat de Heilige Geest persoonlijk is.

(2) Bij deze titels staat ook ‘Raadgever’ (14:16) of ‘Trooster’ of ‘Helper’ (in het Engels: ‘Counselor’, ‘Comforter’ of ‘Helper’). Wanneer ‘Trooster’ werd gebruikt, kwam het van Latijnse woorden die iets betekenden als ‘versterken’ of ‘versterken samen met’. Vandaag staat een ‘comforter’ in het Engels ofwel voor een dikke deken of iemand die de bedroefden helpt, en daarom is het woord te beperkend om te schetsen wat hier bedoeld wordt.

Het Griekse woord draagt een heleboel nuanceverschillen in zich, dus zijn er sommigen die het niet vertalen maar gewoon translitereren (d.i. naar de Nederlandse spelling omzetten) als ‘parakleet’ [‘Pleitbezorger’]. Hij is zeker iemand die erbij wordt geroepen om te helpen en te versterken. Soms is de hulp op wettelijk vlak: hij kan bijvoorbeeld dienen als vervolgende procureur (16:7-11), en hij kan onze wettelijke ‘Raadgever’ zijn. (Het woord moet geen beelden oproepen van kampbegeleider of psychologisch raadgever).

(3) Hij is volgens Jezus’ woorden ‘een andere Trooster’ (14:16, cursief toegevoegd). In ouder Grieks heeft het woord dat gebruikt wordt voor ‘andere’ meestal een ondertoon van ‘een andere van dezelfde soort’. In de tijd van het Nieuwe Testament was die betekenis al eerder zeldzaam; ze kan niet verondersteld worden, maar moet uit het verband worden aangetoond.

In dit geval belooft Jezus duidelijk iemand te sturen die in zijn plaats zal staan. Intrigerend genoeg wordt, uitgezonderd van zijn gebruik bij deze afscheidsrede, het woord dat vertaald wordt als ‘Voorspraak’ of ‘Pleitbezorger’ in het Nieuwe Testament nog slechts op één andere plaats gebruikt, nl. 1 Johannes 2:1 (NBV: ‘een pleitbezorger bij de Vader’). Jezus is dus de eerste Pleitbezorger. Bij zijn aanstaande vertrek, belooft Hij de Heilige Geest te zenden, een andere Pleitbezorger, tot en voor zijn volgelingen.

(4) Hij wordt ook genoemd ‘de Geest der waarheid’ (14:17). Dit betekent niet slechts dat Hij de waarheid vertelt, als tegengesteld aan leugens, maar dat Hij de ware Geest is, Degene die de loutere tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon tot de gelovigen brengt (14:23).

(5) De Geest, zo belooft Jezus, ‘zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb’ (14:26). Aangezien de ‘u’ te binnen gebracht [of herinnerd] zullen worden wat Jezus heeft gezegd, moet het hier in eerste instantie om de eerste discipelen gaan. De Geest zal hen in staat stellen om zich Jezus’ leer te herinneren, en zijn belang toe te lichten na het kruis en de opstanding. Hoe betrouwbaar zouden de verbanden geweest zijn zonder zijn werk?


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 23 maart 2014

God, groot van goedertierenheid en trouw (Ex. 34)


Exodus 34, Johannes 13, Spreuken 10, Efeziërs 3
Als Mozes aan het slot van het voorgaande hoofdstuk vraagt om de heerlijkheid van de Heer te mogen zien, wordt hem (zoals we zagen) een tentoonspreiding van zijn goedheid beloofd (33:19). Maar niemand, zelfs Mozes niet, kan Gods aangezicht aanschouwen en leven (33:20). Dus maakt de Heer het mogelijk om iets op te vangen, als het ware, van de achterrand van de nagloed van de heerlijkheid van God – en deze merkwaardige ervaring wordt beschreven in Exodus 34.

Wanneer de Heer voorbijkomt bij de rotskloof waar Mozes veilig geborgen zit, heft de Heer aan: ‘HERE, HERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw’ (34:6).

De Hebreeuwse woorden die worden weergegeven met ‘goedertierenheid’ en ‘trouw’ zijn een weerkerend koppel in het Oude Testament. Het eerste wordt regelmatig verbonden met Gods verbondstrouw, zijn verbondsgenade; het tweede is gegrond in zijn betrouwbaarheid, zijn verbondstoewijding om zijn woord te houden, te doen wat Hij belooft, trouw te zijn, waarachtig te zijn.

Wanneer Johannes Jezus introduceert als het Woord van God (Joh. 1:1-18),vertelt hij zijn lezers dat wanneer het Woord van God vlees werd (1:14), Hij onder ons ‘tabernakelde’ [woonde], en we zijn heerlijkheid zagen, de heerlijkheid van een eniggeborene die kwam van de Vader, vol van ‘genade’ en ‘waarheid’. Er zijn goede redenen te denken dat Johannes deze twee woorden koos om de gekoppelde uitdrukking uit het Oude Testament weer te geven.

Hij dacht duidelijk aan deze hoofdstukken: Exodus 32-34. Terwijl hij de echo van Exodus 33 laat klinken, herinnert hij ons eraan: ‘Niemand heeft ooit God gezien’ (1:18). Maar nu Jezus Christus gekomen is, heeft dit vleesgeworden Woord ons de Vader bekendgemaakt, door op een unieke manier ‘genade en waarheid’ te vertonen.

De wet werd ons door Mozes gegeven – dat was al wonderlijk genoeg, zeker een genadegeschenk van God. Maar ‘genade en waarheid’ in hun volle heerlijkheid kwamen pas met Jezus Christus (1:17).

Zelfs de mindere openbaring die genadig werd tentoongespreid tot Mozes’ voordeel, levert wonderlijke resultaten op. Ze resulteert in verbondsvernieuwing. De Heer antwoordt op Mozes’ gebed: ‘Ik sluit een verbond; in het bijzijn van uw gehele volk zal Ik wonderen doen, zoals niet gewrocht zijn op de gehele aarde en bij al de volken; het gehele volk, in welks midden gij zijt, zal het werk des HEREN zien, want ontzagwekkend is wat Ik met u doe’ (34:10).

Van Gods kant verzekert dit hun intrede in het Beloofde Land, want de Heer zelf zal alle tegenstand verdrijven (34:11); van de kant van de verbondsgemeenschap, is gehoorzaamheid vereist, inclusief zorgvuldige afscheiding van de omringende heidenen en afgodendom. ‘Want gij zult u niet nederbuigen voor een andere god, immers de HERE, wiens naam Naijverige is, is een naijverig God’ (34:14).

Hoe zou het anders kunnen? Deze God is goedertieren, maar Hij is tegelijk ook trouw.


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 22 maart 2014

Moet ik dan zelf meegaan om je gerust te stellen? (Ex. 33)


Exodus 33; Johannes 12; Spreuken 9; Efeziërs 2
Je kunt Exodus 33 niet verstaan zonder twee dingen te begrijpen:

(1) De tabernakel was nog niet gebouwd. De ‘tent der samenkomst’ die buiten de legerplaats werd opgeslagen (33:7) en waar Mozes ging om het aangezicht van God te zoeken, moet daarom een tijdelijke regeling zijn geweest. (2) Het thema van oordeel volgt verder uit de ellendige episode met het gouden kalf. God zegt dat Hij niet zal meegaan met zijn volk; Hij zal hoogstens een engel meesturen om hen te helpen (33:1-3).

Dus zet Mozes zijn dienst als bemiddelaar voort (33:12-13). Terwijl hij zich verder beroept op het feit dat deze natie het volk van de Heer is, wil Mozes nu weten wie er met hem zal gaan. (Aäron is zo vreselijk gecompromitteerd). Mozes zelf wil nog steeds Gods wegen kennen en die volgen. God antwoordt: ‘Moet ik dan zelf meegaan om je gerust te stellen?’ (33:14).

Maar hoe strookt dit met het dreigement van de Heer om niet meer dan een engel mee te sturen, om afstand te houden van het volk zodat Hij hen in zijn toorn niet verdelgt? Dus gaat Mozes door: ‘Als u niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken’ [engel of niet!] (33:15). Wat anders onderscheidt uiteindelijk deze prille natie van alle andere volkeren, dan de tegenwoordigheid van de levende God (33:16)? En de Heer belooft: ‘Ik verzeker je dat ik zal doen wat je vraagt, want ik ben je goedgezind en ik heb je uitgekozen’ (33:17).

Hoewel Mozes op de ingeslagen weg blijft verder bidden in het volgende hoofdstuk (34:9), is er het heerlijke feit dat God er niet langer van spreekt zijn volk te verlaten. Wanneer de tabernakel wordt opgericht, wordt die in het midden van de twaalf stammen geplaatst.

Drie korte bespiegelingen:

(1) Deze hoofdstukken zijn voorbeelden van de waarheid dat God een naijverig God is (Ex. 20:5; 34:14). Voor een mens is jaloers zijn op een ander zondig: wij zijn sterfelijk en zijn geroepen om rentmeesters te zijn van wat we ontvingen, niet om jaloers te zijn op elkaar.
Maar voor God zou het een geweldige mislukking zijn als Hij niet jaloers zou zijn over zijn eigen soevereine heerlijkheid en recht: Hij zou zijn eigen unieke betekenis als God tekortdoen en daarmee impliciet toegeven dat zijn beelddragers het recht op onafhankelijkheid hebben.

(2) Er wordt ongeveer veertig keren in het Oude Testament over God gezegd dat het Hem ‘berouwde’. Dergelijke Schriftplaatsen tonen zijn persoonlijke bemoeienissen met andere mensen. Wanneer alle veertig de passages samen worden gelezen, vertonen zich verschillende patronen – waaronder de integratie van Gods ‘berouwen’ met zijn soevereine wil.

(3) Wonderlijk genoeg belooft God zijn goedheid te vertonen wanneer Mozes vraagt om Gods heerlijkheid te mogen zien (33:18-19). Het is geen toeval dat de hoogste openbaring van de heerlijkheid van God in het Johannesevangelie wordt gezien in het kruis.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 21 maart 2014

Mozes, een buitengewoon middelaar (Ex. 32)


Exodus 32; Johannes 11; Spreuken 8; Efeziërs 1

Exodus 32 is tegelijk een van de dieptepunten en een van de hoogtepunten in Israëls geschiedenis.

Nog maar maanden uit de slavernij in Egypte, tonen de Israëlieten zich zo onberekenbaar dat het wegblijven van Mozes op de berg (slechts veertig dagen) hen alle nodige uitvluchten biedt voor een nieuw rondje klagen.

Mozes’ uitblijven zet hen niet aan tot bidden, maar wekt gevoelloze ondankbaarheid en doelloos syncretisme [of vermenging]. Zelfs hun toon is snerend: ‘deze Mozes, die man, die ons uit het land Egypte heeft gevoerd – wij weten niet, wat er van hem geworden is’ (32:1).

Aäron wordt ontmaskerd als een watje zonder ruggengraat, onbekwaam of onwillig om enige tucht op te leggen. Het ontbreekt hem aan ook maar enige theologische ruggengraat – zelfs om een consequent heiden te zijn, aangezien hij de naam van de Heer blijft gebruiken terwijl hij zelf een gouden kalf maakt (32:4-5).

Hij is nog altijd een watje wanneer hij, uitgedaagd door zijn broer, eerder belachelijk stelt ‘Wie heeft goud? (…) Zij gaven het mij en ik wierp het in het vuur, en dit kalf kwam eruit’ (32:24).

Ondanks de verbondsbeloften (24:7) die ze maakten, wilden velen uit het volk alle zegeningen die ze maar van God konden krijgen, maar dachten ze maar weinig na over de aard van hun eigen verplichtingen onder ede tegenover hun Maker en Verlosser.

Het was een dieptepunt van nationale schaamte – niet het laatste wat hen betreft, en niet het laatste wat de belijdende kerk betreft.
Het hoogtepunt? Wanneer God ermee dreigt het volk te verdelgen, treedt Mozes op als middelaar. Niet een keer suggereert hij dat het volk het niet verdient om uitgeroeid te worden, of dat ze niet zo slecht zijn als men wel zou denken.

Hij beroept zich daarentegen op de heerlijkheid van God. Waarom zou God op een manier handelen die de Egyptenaren zou doen spotten en doen beweren dat de Heer niet sterk genoeg is om deze redding te voleindigen (32:12)? Is God daarenboven niet verplicht zich te houden aan zijn eden tegenover de aartsvaders Abraham, Isaak en Israël (32:13)? Hoe kon God van zijn plechtige geloften afwijken?

Uiteindelijk vraagt hij gewoon om vergeving (32:30-32), en als God dergelijke genade niet kan bewijzen, dan wil Mozes niet meer aan een nieuw volk beginnen (hoe boos hijzelf ook is, 32:19). Hij verkiest om zelf met de rest van het volk te worden verdelgd.

We zien hier een buitengewoon middelaar, een man die zozeer meevoelt met God en zijn genadige redding en openbaring, een man die geen excuses zoekt voor het volk waarvoor hij als leider geroepen is, maar die zich niettemin zodanig met hen identificeert dat, wanneer het oordeel over hen moet komen, hij smeekt om met hen te lijden. Hier is een man die ‘op de bres staat’ (vgl. Ezech. 13:3-5; 22:29-30).


Eigen vertaling van de overdenking bij 21 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 20 maart 2014

Jezus is de goede herder (Joh. 10)


Exodus 31; Johannes 10; Spreuken 7; Galaten 6
In de uitgebreide gelijkenis van de herder in Johannes 10 blijft Jezus de breedte en toepassingen van de gelijkenis uitwerken terwijl Hij talrijke punten langsgaat. We kunnen er een aantal van oppikken:

(1) Als je de Bijbel goed kent is het moeilijk om niet aan Ezechiël 34 te denken. Daar veroordeelt God de valse herders van Israël. Herhaaldelijk zegt Hij er dat er een dag komt waarop Hijzelf de herder van zijn volk zal zijn, terwijl Hij hen zal voeden, leiden en tuchtigen. Jezus’ nadruk dat, als het over herders gaat, zij die voor Hem gekomen zijn ‘dieven en rovers’ zijn (Johannes 10:8), zou zeker herinneringen moeten oproepen aan Ezechiël 34. Dan zegt God, bijna aan het einde van dat hoofdstuk uit het Oude Testament, dat Hij een herder over zijn kudde zal stellen – zijn knecht David. Nu is de Goede Herder hier één met God (1:1), maar afstammend van David.

(2) Door zichzelf als de ‘goede herder’ te beschrijven, zegt Jezus: ‘De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen’ (10:11). Dit rekt de gelijkenis tot het uiterste. In het echte leven kan een goede herder zijn leven wagen voor zijn schapen, en kan hij het ook verliezen. Maar hij offert zijn leven niet vrijwillig op voor de schapen. Om te beginnen: wie zou dan op de andere schapen passen? En in elk geval zou het ongepast zijn: je leven op het spel zetten voor vee is een ding, maar echt kiezen om ervoor te sterven is buiten proportie. Een menselijk leven is meer waard dan een kudde schapen.

(3) Maar voor het geval we de ongerijmdheid van Jezus’ aanspraak nog niet gevat hebben, maakt Hij die nog wat duidelijker. Het is niet dat Hij gewoon zijn leven waagt. Ook is Hij niet slechts de pion in wrede omstandigheden: niemand kan Hem het leven ontnemen. Hij legt het uit zichzelf af (10:18). Ja, de reden dat zijn Vader Hem blijft liefhebben, is dat de Zoon volmaakt gehoorzaam is – en het is de Vaders goede opdracht dat zijn Zoon zijn leven zou afleggen (10:17, vgl. Fp. 2:6-8).

(4) Jezus’ schapen luisteren naar zijn stem; anderen verwerpen Hem. De impliciete uitverkiezing is overal in het gedeelte (bijv. 10:27-28).

(5) Jezus’ taak omvat niet slechts schapen onder de Israëlieten, maar ook andere schapen ‘die niet van deze stal zijn’ (10:16). Maar als ze Jezus’ schapen zijn, of het nu gaat om Joden of heidenen, dan staat er van hen: ‘ze zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder’ (10:16). Hier is de vervulling van de belofte dat in Abrahams nageslacht al de volkeren op aarde gezegend zullen worden. En dit is ook waarom er uiteindelijk nooit meer dan één hoofd van de kerk kan zijn – Jezus Christus zelf.


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 19 maart 2014

Wij zien! (of toch niet)


Exodus 30; Johannes 9; Spreuken 6; Galaten 5
Zoals de spijziging van de vijfduizend voorafgaat aan de uiteenzetting over het brood des levens, zo gaat Jezus’ genezing van de blindgeborene in Johannes 9 vooraf aan enkele kortere opmerkingen over de aard van geestelijke blindheid en geestelijk zien.

Sommige gezagsdragers vonden het moeilijk te geloven dat het slachtoffer werkelijk blind geboren was. Als dit het geval zou zijn, en als Jezus hem werkelijk had genezen, dan zou dit iets zeggen over Jezus’ kracht dat ze liever niet wilden horen.

Net als nu waren er ook toen talrijke ‘geloofsgenezers’ in het land, maar de meeste van hun werken waren niet erg indrukwekkend: de minst lichtgelovigen konden gemakkelijk de meeste bewijzen van hun succes weerleggen. Maar het zicht teruggeven aan een blindgeboren man – wel, daar was op dat moment nog niet eerder van gehoord in kringen van geloofsgenezing (9:32-33). Niet in staat om het onomwonden getuigenis van deze man te beantwoorden, zochten de autoriteiten hun toevlucht tot stereotypen en persoonlijke belediging (9:34).

Jezus zoekt hem opnieuw op, openbaart meer van zichzelf aan hem, nodigt hem uit te geloven en aanvaardt zijn aanbidding (9:35-38). Dan doet Hij twee belangrijke uitspraken:

(1) ‘Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden’ (9:39). Op een bepaalde manier is dit de zaken volledig omkeren, zoals bij de rijke man en Lazarus (Lukas 16:19-31), of de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Lukas 18:9-14) - een gebruikelijk thema in de evangeliën.

Maar deze omkering vindt nu plaats in de sfeer van het zien. Zij die ‘zien’, met al hun principes van gesofisticeerd onderscheid, zijn verblind door wat Jezus zegt en doet; aan wie ‘blind’ zijn, de morele en geestelijke equivalenten van de man in dit hoofdstuk die blindgeboren is, aan hen betoont Jezus wonderlijk mededogen, en schenkt hen zelfs het zicht.

Sommige Farizeeërs die Jezus’ commentaar hoorden en zich beroemen op hun onderscheidingsvermogen, zijn geschokt. Het doet hen zelfs vragen of Jezus hen dan ook rangschikt onder de blinden. Dit is de aanleiding voor zijn tweede uitspraak.

(2) ‘Indien gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; daarom blijft uw zonde’ (9:41). Natuurlijk had Jezus hun vraag gewoon met ‘Ja!’ kunnen beantwoorden. Maar dat zou de ernst van hun probleem niet aan het licht hebben gebracht.

Door subtiel de beeldspraak te wijzigen, maakt Jezus zijn punt op een andere manier duidelijk. In plaats van te benadrukken dat zijn tegenstanders blind zijn, geeft Jezus aan dat ze zelf beweren te zien – beter dan anderen, overigens.

Maar dat is het probleem: zij die van zichzelf vertrouwen dat ze bekwaam zijn om te zien, vragen niet om te zien. Zo blijven ze (impliciet) blind, met de schuldige blindheid van zelfgenoegzame zelfvoldaanheid. Niemand is zo blind als zij die niet weten dat ze blind zijn.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 18 maart 2014

'Omdat Ik u de waarheid zeg – Mij gelooft gij niet' (Joh. 8)

Exodus 29; Johannes 8; Spreuken 5; Galaten 4
Twee opmerkingen over Johannes 8:12-51.

(1) Al in Johannes 7:7 zei Jezus tegen zijn broers: ‘U kan de wereld niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig, dat haar werken boos zijn’. Zowel in eigen persoon als in zijn compromisloze woorden is Jezus zo aanstootgevend dat de wereld Hem haat. Hij is de zuivere belichaming van 3:19-21, dat ‘het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos’.

Johannes 8 gaat nu verder. Jezus benadrukt dat wanneer de duivel liegt, hij spreekt ‘naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen’ (8:44). Dan voegt Jezus eraan toe: ‘Maar omdat Ik u de waarheid zeg – Mij gelooft gij niet’ (8:45).

Dat is verbazingwekkend. Het eerste van de twee zinsdelen is niet ondergeschikt, alsof Jezus zou hebben gezegd: ‘Hoewel ik u de waarheid zeg, Mij gelooft gij niet’. Dat zou al erg genoeg zijn geweest. Maar Jezus zegt: ‘Omdat Ik u de waarheid zeg – Mij gelooft gij niet’ Welke opties laat dit Hem? Moet Hij goedverpakte leugens vertellen die geruste mensen willen horen? Dit had Hem best meer publiek kunnen opleveren, maar het is ondenkbaar dat Jezus een dergelijke koers zou volgen.

Dus blijft Hij de waarheid vertellen, en precies omdat Hij de waarheid vertelt, wordt Hij niet geloofd. Voor degenen die zo verblind zijn, is de waarheid vertellen nu precies wat hun hart verhardt. Het wakkert de verterende haat aan die uitmondt in de vuurzee van het kruis.

(2) Jezus verklaart het volgende: ‘Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien’ (8:56): waar Jezus waarschijnlijk aan dacht is de belofte die God deed en ook hernieuwde tegenover Abraham, dat in zijn nakomelingschap alle volkeren van de aarde zouden gezegend worden (Gen. 12). Het is onwaarschijnlijk dat Jezus beweert dat Abraham een bepaald visioen kreeg dat het leven en de tijd van Jezus in een soort visionaire vooruitblik uiteenzette.

Wat Hij eerder bedoelt is dat Abraham God kende, Gods beloften over het nakomelingschap geloofde en in geloof de vervulling van die beloften overdacht, terwijl hij zich verblijdde in het vooruitzicht van wat hij nu nog niet ten volle kon vatten: ‘hij heeft die gezien en zich verblijd’ (8:56).

Maar op zijn minst betekent dit dat Jezus het onderwerp en de vervulling van Gods belofte aan Abraham is, waardoor Hij hem in belang overstijgt. Meer nog: als het eeuwige Woord (Joh. 1:1) altijd bij God was, en altijd God was, dan was zelfs Abrahams in geloof gevormde beschouwing van God niets minder dan een beschouwing van Hem die Jezus van Nazareth werd.

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u’ antwoordde Jezus, ‘Eer Abraham was, ben Ik’ – precies de verbondsnaam van God (Ex. 3:14).

Wanneer zijn tegenstanders stenen oprapen om Jezus te doden omwille van die tweede opmerking, bewijzen ze zijn eerste opmerking.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 17 maart 2014

Waardigheid en aanzien voor de priester (Ex. 28)

Exodus 28; Johannes 7; Spreuken 4; Galaten 3
De priesterkleding die God voorschrijft (Ex. 28) is vreemd en kleurig. Misschien dat sommige details ervan niet bedoeld waren om symbolisch gewicht te krijgen, maar dienden ze mee het doel van het ensemble in zijn geheel: Aäron en zijn zonen ‘waardigheid en aanzien’ geven bij het vervullen van hun priesterlijke plichten (28:2, 40, [zie Herziene Statenvertaling]).

De symboliek is voor een deel wel duidelijk. Het borstschild van de kleding van de hogepriester moest twaalf edelstenen of semi-edelstenen bevatten, gezet in vier rijen van drie, ‘De stenen moeten zegelgraveringen krijgen, ieder met zijn naam. Zij zijn voor de twaalf stammen bestemd’ (28:21).

Het borstschild wordt ook genoemd ‘het borstschild der beslissing’ (28:29). Dit is waarschijnlijk omdat ze de Urim en Tumim draagt. Mogelijk waren dit twee stenen, de ene wit en de andere zwart. Ze werden gebruikt om beslissingen te nemen, maar hoe ze precies werkten weet niemand helemaal zeker.

Bij belangrijke zaken zocht de priester de tegenwoordigheid en zegen van God in de tempel en gebruikte hij de de Urim en Tumim, die in de ene of de andere richting uitkwamen en zo, onder Gods soevereine zorg, leiding boden.

Dus droeg de priester tegelijk de namen van de twaalf stammen op zijn hart ‘tot een voortdurende gedachtenis voor het aangezicht des HEREN’, en de Urim en Tumim ‘wanneer hij in het heiligdom komt’, dus zal de priester zo ‘de beslissing voor de Israëlieten voortdurend op zijn hart dragen voor het aangezicht van de HEERE’ (28:29-30).

Vooraan op zijn tulband moet Aäron een plaat van louter goud bevestigen. Daarop zullen de woorden gegraveerd staan ‘Den HERE heilig’ (28:36). ‘Zij zal op het voorhoofd van Aäron zijn, en hij zal de schuld dragen, gelegen in de heilige dingen die de Israëlieten heiligen bij al de gaven van hun heilige dingen; ja, zij zal voortdurend op zijn voorhoofd wezen, zodat zij welgevallig zijn vóór het aangezicht des HEREN’ (28:38).

Dit veronderstelt dat ‘de heilige dingen die de Israëlieten heiligen’ in de eerste plaats diverse soorten zondoffers waren, geofferd om hun schuld te verzoenen.

De priester brengt dan, zelfs belichaamd door de symboliek van zijn kleding, de schuld in de tegenwoordigheid van de heilige God, die de enige is die er genoegdoening kan aan geven. De tekst impliceert dat als de priester deze rol niet vervult, de offers die de Israëlieten brengen niet aangenaam zullen zijn voor de Heere. De structuur van priester/offer/tempel hangt aan elkaar als een volledig systeem.

Te gelegener tijd zullen we met deze overdenkingen dieper ingaan op passages die de aanstaande opheffing van dit systeem aankondigen, wat daarmee een profetische aankondiging wordt van de ultieme priester, de ultieme verbondsgemeenschap, de ultieme autoriteit om leiding en richting te geven, het ultieme offer en de ultieme tempel.

Zijn ‘waardigheid en aanzien’ zijn onbegrensd (Opb. 1:12-18).


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zondag 16 maart 2014

Hemels brood (Joh. 6)


Exodus 27; Johannes 6; Spreuken 3; Galaten 2

Jezus verklaart dat Hij het ‘brood des levens’ is (Johannes 6:35), het ‘brood van God’ (6:33).

De taal is natuurlijk beeldspraak. Dit wordt duidelijk gemaakt door Johannes 6:35, waar de metafoor een beetje wordt uitgelegd: ‘Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten’.

Normaal gezien eet je brood; je ‘komt’ niet gewoon tot brood of ‘gelooft’ niet louter in brood. Dus wat Jezus bedoelt met het eten van dit brood des levens moet in grote lijnen gelijklopend zijn met wat het betekent tot Jezus te komen en in Hem te geloven.

Deze ‘brood des levens’-toespraak (zoals we ze kunnen noemen), volgt op de spijziging van de vijfduizend (6:1-15). Daar voorziet Jezus brood en vis voor de hongerige menigten. Dit was de hoofdvoeding van Galilea; Hij voorzag wat nodig was om het leven in stand te houden.

Maar in dit evangelie wijst de evangelist erop dat Jezus’ wonderen niet louter gebeurtenissen zijn van kracht, maar betekenisvol zijn: ze wijzen verder dan zichzelf, als tekenen. Dit wonder wijst naar het feit dat Jezus niet slechts in brood voorziet, maar correct begrepen eigenlijk brood ís. Hij is de hoofdvoeding, en buiten dit is er helemaal geen echt leven.

Bovendien is Hij het ultieme ‘manna’ (6:30-33). Zijn gesprekspartners herinneren Hem eraan dat Mozes manna voorzag, ‘brood uit de hemel’ (Ex. 16), en ze willen dat Hij hetzelfde doet. Uiteindelijk had Hij dit toch de dag daarvoor ook gedaan bij de spijziging van de vijfduizend? Als Jezus dit wonder één keer kon doen, waarom dan niet opnieuw – en opnieuw en opnieuw? Is dit niet wat Mozes deed?

Maar Jezus stelt dat de uiteindelijke bron van het ‘brood uit de hemel’ niet Mozes was maar God, en het ultieme ‘brood uit de hemel’ was niet het manna uit de woestijnjaren, maar Degene die van de hemel kwam – Jezus zelf. Want iedereen die het manna in de woestijn at, stierf uiteindelijk toch. Wie eten van het ultieme brood uit de hemel, het tegenbeeld van het manna, sterven nooit.

Mensen in een agrarische cultuur verstaan dat bijna alles wat ze eten, iets is dat gestorven is. Wij denken aan voedsel als verpakte dingen. De realiteit is dat wanneer je een hamburger eet, je een dode koe eet, dode tarwe, dode sla, dode tomaten, dode uien, enzovoort. De belangrijkste uitzondering is het opmerkelijke mineraal, zoals zout.

Jezus’ publiek, en Johannes’ lezers, begrepen dat andere dingen sterven opdat wij zouden kunnen leven; als die andere dingen niet sterven, dan doen wij dat. Jezus geeft zijn leven opdat wij zouden leven; ofwel sterft Hij, ofwel sterven wij. Hij is het ware brood des hemels die zijn leven geeft ‘voor het leven van de wereld’ (6:51).


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

zaterdag 15 maart 2014

De Zoon doet alles wat de Vader doet (Joh. 5)


Exodus 26; Johannes 5; Spreuken 2; Galaten 1
Een van de meest treffende Bijbelse passages over wat het betekent om te belijden dat Jezus Christus de Zoon van God is, is Johannes 5:16-30.

In een voorindustriële cultuur doet de meerderheid van de zonen wat hun vader doet. Een bakkerszoon wordt bakker, een boerenzoon wordt boer. Dit standpunt –zo vader, zo zoon – laat Jezus toe bij gelegenheid te verwijzen naar zijn eigen volgelingen als ‘zonen Gods’. Zo verklaart Jezus ‘Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden’ (Matt. 5:9 [in het Eng. ‘they will be called sons of God’]). Met andere woorden: God zelf is de ultieme vredestichter; daarom handelen mensen die vredestichters zijn in dit opzicht als God, en daarom kunnen ze op dit vlak ook bestempeld worden als ‘zonen van God’.

Dit is het soort functionele bewoording waarmee Jezus begint in Johannes 5:17. Wanneer Hij wordt aangevallen op grond van zijn ‘werken’ op de Sabbat, biedt Hij geen andere verklaring voor wat ‘Sabbat’ betekent, of suggereert Hij ook niet dat wat Hij deed geen ‘werk’ was maar een bepaalde daad van ontferming of noodzaak.

Veeleer rechtvaardigt Hij zijn ‘werken’ door te zeggen dat Hij slechts doet wat zijn Vader doet. Zijn Vader werkt (zelfs op de Sabbat, of de voorzienigheid zelf zou ophouden!), en dit is wat Hij ook doet.

Zijn gesprekspartners beseffen dat dit een impliciete aanspraak is op gelijkheid aan God (5:18).

Maar het is bijna zeker dat ze Jezus misverstaan in één opzicht. Ze denken dat de aanspraak godslasterlijk is, want het zou Jezus tot nog een andere God maken –en ze hebben het best wel bij het rechte eind als ze eraan vasthouden dat er slechts één God is. Jezus antwoordt met twee opmerkingen.

Ten eerste benadrukt Hij dat Hij functioneel afhankelijk is van zijn Vader: ‘de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen’ (5:19). Jezus is niet een ander ‘God-centrum’: Hij is functioneel ondergeschikt aan zijn Vader.

Maar ten tweede is deze functionele ondergeschiktheid zelf gegrond in het feit dat deze Zoon alles doet wat ook maar de Vader doet (5:19).
Christenen mogen dan in bepaalde opzichten ‘zonen Gods’ zijn; Jezus is daarin de unieke Zoon, dat ‘wat deze doet [de Vader, JL], dat doet ook de Zoon evenzo’. Als de Vader schept, dan doet de Zoon dit ook: de Zoon is zelfs de Vaders vertegenwoordiger in het scheppen (1:2-3).

In de volgende verzen wekt de Zoon, zoals de Vader, mensen op uit de dood, en is Hij de Vaders vertegenwoordiger in het laatste oordeel.
Moslims met beperkte kennis van de christelijke theologie denken dat de christelijke Drieëenheid bestaat uit God, Maria en Jezus: God had omgang met Maria en verwekte Jezus.

Ze beschouwen de idee als belachelijk en lasterlijk en ze hebben gelijk. Maar dit is niet waar wij aan vasthouden, noch wat de Schrift leert. Ik wenste dat ze Johannes 5 konden bestuderen. Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

vrijdag 14 maart 2014

Ware aanbidding (Ex. 25 en Joh. 4)


Exodus 25; Johannes 4; Spreuken 1; 2 Korinthiërs 13
Exodus 25 en Johannes 4 zijn canoniek met elkaar verbonden.

Het eerste [van bovenstaande schriftgedeeltes] vormt het begin van de instructies voor de bouw van de tabernakel en haar toebehoren (Ex. 25-30). De tabernakel is de voorloper van de tempel, gebouwd in Salomo’s tijd.

Herhaaldelijk zegt God in deze hoofdstukken ‘Zie nu toe, dat gij alles maakt naar het model dat u daarvan op de berg getoond is’ (25:40) of ‘Dan zult gij de tabernakel oprichten overeenkomstig het plan dat u daarvan op de berg getoond werd’ of iets dergelijks.

De brief aan de Hebreeën haakt in op dit punt. De tabernakel en de tempel waren geen willekeurige ontwerpen; ze weerspiegelden een hemelse realiteit. ‘Zoals dat aan Mozes geopenbaard werd toen hij begon met het oprichten van de tabernakel: “Let erop,” staat er immers, “dat je alles vervaardigt volgens het ontwerp dat je op de berg getoond is”’ (Hebr. 8:5).

Johannes 4 toont ons Jezus in gesprek met een Samaritaanse vrouw. Samaritanen geloofden dat de gepaste plaats om God te aanbidden niet Jeruzalem was, waar de tempel staat, maar de bergen Gerizim of Ebal, aangezien dit de laatste plaatsen waren die voor dergelijke aanbidding werden aangeduid toen het volk het land binnenkwam (Deut. 11:29; Joz. 8:33).

Ze aanvaardden de teksten betreffende de monarchie niet als Schrift. De vrouw wil weten wat Jezus denkt: zijn deze bergen, dichtbij waar ze stonden, de gepaste plaats voor aanbidding, of is dat Jeruzalem (Joh. 4:20)?

Jezus benadrukt dat de tijd aanbreekt dat geen van deze plaatsen zal voldoen (4:21). Dit betekent niet dat Jezus het Samaritaanse alternatief ziet als gelijkwaardige adelbrieven bezittend als Jeruzalem. Integendeel: in dit debat staat Hij in het kamp van de Joden, aangezien zij degenen zijn die de volle breedte van de Oudtestamentische Schrift volgen, inclusief de verhuis vanuit de tabernakel naar de tempel in Jeruzalem (4:22).

‘Maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders’ (4:23).
Dit betekent:

(1) Met de komst van Christus Jezus en het aanbreken van het nieuwe verbond, zal gepaste aanbidding niet langer verbonden zijn met een specifieke geografische plaats. Impliciet kondigt dit de veroudering van de tempel aan. Aanbidding zal geografisch even uitgestrekt zijn als de Geest, als God zelf die geest is (4:24).

(2) Aanbidding zal niet slechts ‘in geest’ zijn, maar ook ‘in waarheid’. In de context van dit evangelie betekent dit niet dat aanbidding oprecht moet zijn (‘waarachtig’ in die zin); maar wel dat het in lijn moet zijn met wat finaal beschouwd waar is, de loutere manifestatie van waarheid, Jezus Christus zelf. Hij is het ‘ware licht’ of ‘waarachtige licht’ (1:9), de ware tempel (2:19-22), het ware brood uit de hemel (6:25 e.v.), en meer. Ware aanbidders aanbidden in geest en in waarheid.


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

donderdag 13 maart 2014

'Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen' (Ex. 24)

Exodus 24; Johannes 3; Job 42; 2 Korinthiërs 12
Het is niet eenvoudig enig zicht te krijgen op de volgorde van gebeurtenissen in deze hoofdstukken van Exodus. Wel duidelijk is dat God genadig voldoende ontsluiert van de openbaring van zijn verbond dat het volk instemt met zijn voorwaarden (Ex. 24). Meer van zijn bepalingen, in het bijzonder in verband met de tabernakel en de priesterlijke regelingen, worden uiteengezet in de volgende hoofdstukken.

Mozes’ lange verblijf op de berg begint rond deze tijd en versnelt de wispelturige opstand die de afgod van het gouden kalf doet ontstaan (Ex. 32). Dit zorgt ervoor dat Mozes van de berg afdaalt en de tafelen met de Tien Geboden verbrijzelt. Te zijner tijd zullen we deze gebeurtenissen overwegen. Hier moeten we verschillende elementen van deze verbondssluiting doordenken.

(1) De Israëlieten moeten al vertrouwd zijn geweest met overheersingsverbonden, ze waren niet ongebruikelijk in de oude wereld. Een regionale macht of een supermacht legde dan een dergelijk verdrag op aan kleinere landen. Beide zijden stemden in met bepaalde verplichtingen.

De mindere macht stemt ermee in zich te houden aan de regels die de sterkere macht oplegt, bepaalde belastingen te betalen en een zekere trouw in stand te houden. Van zijn kant belooft de grotere macht bescherming, verdediging en loyaliteit. Vaak was er een inleiding die de voorbije geschiedenis preciseert, en een naschrift dat dreigt met straffen en oordelen voor de zijde die het verbond verbreekt.

(2) Delen van Exodus en Deuteronomium weerspiegelen in het bijzonder die verbonden. Enkele elementen in dit hoofdstuk zijn uniek. Wat echter duidelijk is, is dat het volk zelf instemt met de verbondsvoorschriften die Mozes zorgvuldig uitschrijft: ‘Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen’ (24:7).

De latere rebellie weerspiegelt dus niet slechts een lichtzinnige, onafhankelijke geest, maar het verbreken van een eed, het met voeten treden van een verbond. Ze minachten dus duidelijk het verdrag van de grote Koning.

(3) Om de trouw van de verbondsgemeenschap te versterken openbaart God zich niet alleen genadig aan Mozes maar ook aan Aäron en zijn zonen, en aan zeventig oudsten. Telkens schrijvers van het Oude Testament zeggen dat sommige mensen ‘God zagen’ (24:10-11) of iets dergelijks, zijn er onvermijdelijk kwalificaties, want zoals dit boek elders zegt, kan niemand het aangezicht van God zien en leven (33:20).

Wanneer ons dus wordt verteld dat de oudsten de God van Israël zagen, dan is de enige beschrijving ‘alsof onder zijn voeten een plaveisel lag’ (24:10). God blijft op afstand. Toch is dit een heerlijke openbaring, genadig gegeven om de trouw te verdiepen, terwijl een bijzondere bemiddelende rol is voorbehouden voor Mozes, die als enige de weg volledig gaat die bergopwaarts voert.

(4) Het verbond wordt verzegeld met het sprengen van het bloed (24:4-6).

(5) Gedurende de veertig dagen dat Mozes op de berg blijft, wordt de heerlijkheid van de Heer zichtbaar tentoongespreid (24:15-18). Dit grijpt vooruit naar ontwikkelingen in latere hoofdstukken.


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

woensdag 12 maart 2014

'Breekt deze tempel af en binnen drie dagen …' (Joh. 2)


Exodus 23; Johannes 2; Job 41; 2 Korinthiërs 11

Wanneer de Joodse leiders Jezus’ recht in vraag stellen om de tempel te reinigen zoals Hij deed, en eisen dat Hij enig gezag voor zijn actie zou bekendmaken, dan antwoordt Hij: ‘Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen’ (Johannes 2:19).

Alleen Johannes’ evangelie vermeldt deze vroege discussie. Volgens de synoptische evangeliën wordt deze uitspraak vaag aangehaald op Jezus’ proces door degenen die Hem uit de weg wilden met de hoofdaanklacht van tempelontwijding.

Dat hun herinneringen van de gebeurtenis wat wazig waren stemt goed overeen met het feit dat Jezus deze woorden sprak bij het begin van zijn dienst, mogelijk twee jaren of meer voor zijn arrestatie en proces. Maar wat bedoelde Jezus met deze woorden?

Zijn tegenstanders dachten dat Hij verwees naar de letterlijke tempel, en ze vonden zijn aanspraak belachelijk (2:20). Volgens Johannes verstonden zelfs de discipelen op dat moment niet waarover Hij sprak.

Natuurlijk wist Johannes wel beter toen hij zijn evangelie schreef en Hij vermeldt zijn conclusie: ‘Maar Hij sprak van de tempel zijns lichaams’ (2:21). Maar hij noteert getrouw: ‘Toen Hij dan opgewekt was uit de doden, herinnerden zijn discipelen zich, dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en het woord, dat Jezus gesproken had’ (2:22).

Diverse zaken volgen hieruit.

1) Johannes wordt vaak beschuldigd van anachronisme, van gebeurtenissen en geloofsuitingen die pas later ontwikkelden achterwaarts in te lezen in de tijd van Jezus. Dit is wel zeer onwaarschijnlijk. Geen evangelist is vasthoudender dan Johannes (minstens zestien keren) in het zorgvuldig onderscheid maken tussen wat de discipelen toen begrepen (tijdens Jezus’ dienst) en wat ze slechts later begrepen.

2) Het keerpunt in hun verstaan van Jezus’ woorden was de combinatie van zijn opstanding uit het graf en een vernieuwd begrip van en geloof in de Schrift (2:22). Omdat Jezus stierf en weer verrees werden ze gedwongen in meer dan louter koninklijke of triomferende begrippen over Jezus de Messias te denken.

Zowel de gebeurtenissen als Jezus’ onderricht errond, leerden hen dat de Messias niet slechts de Davidische Koning zou worden, maar ook de Lijdende Dienstknecht. De verordening van het oude verbond voor een priesterlijk systeem, offers, een verzoendag, een Pascha-lam, een bijzondere tempel geconstrueerd volgens een specifiek door God zelf gegeven ontwerp – het dwong hen allemaal te erkennen dat hoe ze vroeger de Schrift lazen (wat wij het Oude Testament noemen) vreselijk reductionistisch of beperkend was.

Nu konden ze zien dat de tempel uit het Oude Testament, de ontmoetingsplaats tussen God en zijn verbondsvolk, verwees naar de ultieme ‘ontmoetingsplaats’, de ultieme Bemiddelaar. Jezus zou deze rol innemen krachtens zijn dood en opstanding – de ‘tempel’ zou worden afgebroken en terug worden opgebouwd.

3) Jezus zelf is de bron voor deze ‘hermeneutiek’, deze manier om de Oudtestamentische Schrift te lezen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

dinsdag 11 maart 2014

De laatste dagen van Jezus (boek-preview)

Bij Crossway verscheen onlangs 'The Final Days of Jesus: The Most Important Week of the Most Important Person Who Ever Lived'.
Nieuwtestamenticus Andreas J. Köstenberger schreef het samen met Justin Taylor. Met Pasen voor de deur is dit natuurlijk aangewezen lectuur.

Bij het boek over de laatste dagen van Jezus horen ook een bijbelleesrooster (pdf) en een gratis discussion en study guide.

Hieronder een voorproefje op het boek...


Dieven moeten meer betalen dan ze stalen (Ex. 22)


Exodus 22; Johannes 1; Job 40; 2 Korinthiërs 10

We doen er goed aan om stil te staan bij iets uit de rechtspraak die we in de Pentateuch vinden – nu beginnend met enkele van de restitutie- [of teruggave]wetten in Exodus 22:1-15. Dieven moeten niet alleen terugbetalen wat ze stalen, maar ook iets extra betalen (22:1, 4).

Dit bijkomende bedrag is niet slechts een straf voor hen, maar compenseert het slachtoffer ook voor het gevoel geweld te zijn aangedaan, of voor het ongemak te hebben moeten missen wat er ook maar was gestolen. Zacheüs verstond het principe, en zijn bekering werd aangetoond door zijn besluit viervoudig terug te betalen en genereus aan de armen te geven (Lukas 19:1-10).

Als een dief niet kon terugbetalen wat hij had gestolen, dan eiste de wet dat hij als slaaf zou worden verkocht om voor zijn diefstal te betalen (22:3).

Slavernij had in deze cultuur economische wortels. Er waren geen moderne faillissementswetten, dus kon het dat iemand zichzelf als slaaf moest verkopen om uitstaande schulden te kunnen aflossen. Maar in Israël had die toestand van slavernij normaal gezien geen open einde: hij was bedoeld om te worden beëindigd in cycli van 7 jaar (21:2-4).

De volgende verzen leggen de terugbetaling uit die moet gebeuren bij verschillende vergrijpen, met de voorziene uitzonderingen om de wet flexibel genoeg te maken om de moeilijke of gevoelige zaken te behandelen (bijv. 22:14-15). In sommige gevallen moeten conflicterende aanspraken voor een rechter worden gebracht, die de taak heeft te onderscheiden wie de waarheid spreekt.

Als bijvoorbeeld iemand zijn zilver of goederen bij zijn naaste in bewaring geeft, en die naaste beweert vervolgens dat ze hem door een dief werden ontstolen, dan moet een rechter bepalen of de naaste de waarheid vertelt of misschien zelf een dief is. Wordt de dief gevat, dan moet hij dubbel terugbetalen. Bepaalt de rechter dat de naaste een leugenaar is, dan moet de naaste zelf het bedrag dubbel terugbetalen (22:7-9).

Wanneer de misdaad diefstal is, dan zorgt terugbetaling op de meest directe manier dat de notie van gerechtigheid bewaard blijft. Waar dieven gewoon in de gevangenis worden gezet, zal het niet lang duren voor experten debatteren of het doel van de gevangenschap remediërend is, therapeutisch, opvoedend, bewarend (voor de bescherming van de maatschappij), of wraakzuchtig.

Een straf die rechtstreeks in verband staat met de misdaad beschermt de voorrang die gerechtigheid geniet. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de vaak verguisde lex talionis, de oog-om-oogbepaling (21:23-25) die geen excuus mocht zijn voor een persoonlijke vendetta, maar een manier om de rechtbanken straffen aan te reiken die exact bij de misdaad pasten.

Die bepaling van gerechtigheid waaraan moet worden voldaan doordringt de Oudtestamentische behandelingen van zowel zonde als overtredingen, en bereidt uiteindelijk de weg voor ons begrip van het kruis als het offer dat voldoet aan de vereisten van gerechtigheid (vgl. Rom. 3:25-26).


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

maandag 10 maart 2014

Waarom zoekt u de levende onder de doden? (Lk. 24)


Exodus 21; Lukas 24; Job 39; 2 Korinthiërs 9
De eerste twee verzen van het volgende gedicht zijn een overdenking van een deel van Lukas 24:1-8, 13-25. De laatste twee verzen zijn gebaseerd op andere verslagen van de opstanding (Joh. 20:24-29; Heb. 2:14-15; 1 Kor. 15:50-58). Het kan gezongen worden op de melodie ‘Londonderry Air’ ([later gebruikt voor het lied, JL] ‘Danny Boy’).

[vrije vertaling van de Engelse tekst onderaan]

Ze kwamen alleen: enkele vrouwen die Hem eerden,
Ze bogen neer met specerijen om zijn lichaam te zalven.
Ze weenden zich een weg door de donkere straten om hem te eren -
Hem, wiens dood al hun hoop had verbrijzeld.

‘Waarom zoek je naar leven tussen de graven?
Hij is niet hier. Hij is opgestaan, zoals Hij heeft gezegd.
Herinner je hoe Hij nog in Galilea heeft gezegd:
De Zoon des Mensen zal sterven – en opstaan uit de dood.’

De twee wandelden naar huis, een les in verslagenheid en verlies,
Terwijl ze hun droefgeestigheid uitleggen aan een vreemde -
Hoe Jezus de Koning leek voor zijn kruis,
Hoe al hun hoop nu begraven lag in zijn graf.

‘Hoe traag ben je om te zien dat Christus’ glorieuze pelgrimsreis
Over het kruis liep’ – en toen brak Hij het brood.
Hun ogen werden geopend en ze begrepen de waarheid uit de Schrift:
De man die hen had geleerd was opgestaan uit de dood.

Hij was een skepticus: niet voor hem dat gemakkelijke geloof
Dat de waarheid inruilt voor sentimenteel gezucht.
Tenzij hij de tekenen van de nagels in zijn handen zelf zou zien,
En zijn zijde zou aanraken, zou hij de leugen niet geloven.

Toen kwam Jezus, hoewel de deuren dicht waren en op slot.
‘Bekeer je van je twijfel, en voel maar in mijn zijde;
Bespeur de wonden die de nagels in mijn gebroken handen nalieten.
En begrijp dat Ik die tot je spreek eens stierf.’

Vele jaren gingen voorbij, en nog steeds krijgen we te maken met de vrees voor de dood,
Die onze geliefden wegrooft, en ons ontdaan achterlaat,
En ons nog altijd confronteert, met ijzige adem wenkend,
Met de finale verschrikking wanneer de levensloop is gelopen.

Maar dit weet ik: de Redder ging op deze weg al voor,
Zijn lichaam bekleed met onsterfelijkheid.
De prikkel van de dood is weggenomen: de macht van de zonde is gebroken.
We zingen: de dood is verzwolgen in de overwinning.

They came alone: some women who remembered him,
Bowed down with spices to anoint his corpse.
Through darkened streets, they wept their way to honor him—
The one whose death had shattered all their hopes.

“Why do you look for life among the sepulchers?
He is not here. He’s risen, as he said.
Remember how he told you while in Galilee:
The Son of Man will die—and rise up from the dead.”

The two walked home, a study in defeat and loss,
Explaining to a stranger why the gloom—
How Jesus seemed to be the King before his cross,
How all their hopes lay buried in his tomb.

“How slow you are to see Christ’s glorious pilgrimage
Ran through the cross”—and then he broke the bread.
Their eyes were opened, and they grasped the Scripture’s truth:
The man who taught them had arisen from the dead.

He was a skeptic: not for him that easy faith
That swaps the truth for sentimental sigh.
Unless he saw the nail marks in his hands himself,
And touched his side, he’d not believe the lie.

Then Jesus came, although the doors were shut and locked.
“Repent of doubt, and reach into my side;
Trace out the wounds that nails left in my broken hands.
And understand that I who speak to you once died.”

Long years have passed, and still we face the fear of death,
Which steals our loved ones, leaving us undone,
And still confronts us, beckoning with icy breath,
The final terror when life’s course is run.

But this I know: the Savior passed this way before,
His body clothed in immortality.
The sting’s been drawn: the power of sin has been destroyed.
We sing: Death has been swallowed up in victory.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 maart uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.