zondag 18 augustus 2013

Hoe lang nog, zwaard van de HEER, blijf je razen? (Jer. 47)


1 Samuël 10; Romeinen 8; Jeremia 47; Psalmen 23-24

Hoewel een kort hoofdstuk, is Jeremia 47 toch belangrijk. Het begint met een profetie met betrekking tot de val van Filistijnse stadsstaten langs de kust, en eindigt met een van de meest tot nadenken stemmende stukjes benauwdheid aan het einde van dit boek.

Ten eerste de profetie (47:1-5). Haar precieze datering is nogal onduidelijk: ze kwam tot Jeremia ‘voordat Farao Gaza innam’ (47:1). Dit kan gebeurd zijn toen farao Necho van Egypte noordwaarts trok om Haran aan te vallen in 609 v.C.

Gaza, een van de Filistijnse stadsstaten, lag op die route. Maar hoewel dit aantoont dat de profetie tot Jeremia kwam voor de tijd dat de Egyptische suprematie voorbij was, ging het niet om Egyptische agressie, maar Babylonische: de wateren die ‘het land met al wat zich erop bevindt’ overstromen, ‘komen opzetten uit het Noorden’ (47:2) – de richting van waaruit de Babylonische macht zou komen.

De beeldrijke taal van de opeenvolgende vernietigingen is niet mooi om zien. De paniek is zodanig fel, zegt Jeremia, dat de vaders niet omzien naar de kinderen (47:3).

Vers 4 werd mogelijk niet correct vertaald. Het Hebreeuws zegt letterlijk ‘Tyrus en Sidon afsnijden’, en de uitdrukking kan betekenen dat iedere hulp vanuit deze Phoenicische steden wordt tegengehouden, zodat die de Filistijnse steden verderop langs de kust niet kan bereiken. In elk geval is het de Heer die de Filistijnen verdelgt, wat ook hun kracht (47:4).

Gaza en Askelon (47:5) waren twee van hun belangrijkse steden. ‘Kaftor’ (47:4) is de oude naam voor Kreta, waar de oorspronkelijke Filistijnen vandaan kwamen – als je zegt dat de Heer op het punt staat ‘de rest van het eiland Kaftor’ te verdelgen, is dit een poëtische manier om te zeggen dat de Heer op het punt staat de Filistijnen uit te roeien.

Ten tweede, de uiteindelijke tot nadenken stemmende benauwdheid (47:6-7). In kleurrijke beelden schetst Jeremia de Filistijnen die (volgens bijv. de Engelstalige NIV-vertaling) het zwaard des Heren aanspreken: ‘Wee, zwaard des HEREN, [schreeuwen jullie, zie NIV] tot wanneer zult gij niet rusten? Trek u terug in uw schede, wees rustig en houd u stil!’ (47:6).

Dit veronderstelt dat de Filistijnen erkennen dat het Israëls God, de Heer zelf is, die het oordeel over hen gebracht heeft via de Babyloniërs. De Engelstalige NIV-vertaling voegt er dus de woorden ‘you cry’ (‘schreeuwen jullie’) aan toe. Hoewel het mogelijk is het Hebreeuws op die manier te verstaan, komen deze woorden strikt gesproken niet in de tekst voor: ze moeten toegevoegd worden.

Maar laat je deze woorden gewoon weg, dan is het Jeremia zelf die het zwaard des Heren aanspreekt. De Filistijnen mogen dan heidenen zijn, en ze mogen Israël vaak onderdrukt hebben, nu staan ze op het punt verpletterd te worden – en door de Babyloniërs, Juda’s vijand nummer één. Dus bidt Jeremia voor de Filistijnen.
Maar het laatste vers toont aan dat hij zeer goed begrijpt dat hij Gods zwaard niet kan bevelen. De Heer zelf heeft het bevolen, de God van het rechtvaardige oordeel, en het zal zijn werk doen. Zo ook op de laatste dag.


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten