donderdag 29 augustus 2013

Aldus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN (Ez. 1)

1 Samuël 21-22; 1 Korintiërs 3; Ezechiël 1; Psalm 37
Ezechiël was een tijdgenoot van Jeremia. Hoewel hij in een priesterlijke familie geboren werd, was Ezechiël van de tempel verwijderd. In maart 597 v.C. werden hij, koning Jojakin, de koningin-moeder, de aristocratie en velen van de leidende priesters en ambachtslieden meer dan 1100 km ver weggevoerd naar Babylon.
De jonge koning zat gedurende 37 jaar in de gevangenis of stond onder huisarrest. De ballingengemeenschap, verarmd en afgesneden van Jeruzalem en de tempel, droomde nostalgisch over thuis en smeekte God dat Hij hen zou redden.

Ze konden nog niet weten dat Jeruzalem nog binnen het decennium volledig verwoest zou zijn. Op de oevers van de Kebar-rivier – mogelijk een irrigatiekanaal dat zich in een lus ten zuidwesten van de Eufraat slingerde – probeerden de ballingen zich te settelen.

En hier, volgens Ezechiël 1, kreeg Ezechiël toen hij dertig jaar oud was en in het vijfde jaar van zijn ballingschap (d.i. rond 593, nog altijd zes jaar voor de verwoesting van Jeruzalem), een bijzondere boodschap.

Een gedetailleerde uitleg van dit apocalyptisch gezicht vraagt meer ruimte dan ik hier heb. Maar enkele opmerkingen zijn cruciaal:

(1) In algemene zin is hetgeen Ezechiël ziet een visioen van een mobiele troon, de mobiele troon van God. (Ik preekte ooit over dit gedeelte voor een aantal slechthorenden, en meer dan een onder hen dacht dat ik zei dat het gedeelte handelde over de mobilofoon van God!).

(2) De troon bestaat uit vier levende ‘wezens’, elk met de vleugels uitgestrekt om de twee naastliggende vleugels te kunnen aanraken met de vleugeltoppen, zodat de vier wezens samen een enorm, hol vierkant vormen. Binnen deze ruimte zijn er fakkels, bliksemflitsen en vuur.

Elk van de vier levende wezens heeft vier gezichten – waarschijnlijk een manier om aan te duiden dat Gods troon intelligent is (het menselijk gezicht), koninklijk (de leeuw), sterk (de stier) en erbarmend (de adelaar, vgl. Ex. 19:4; Jes. 40:31).

Naast elk wezen is een paar raderen, die elkaar zo kruisen dat ze niet kunnen vallen. De volledige structuur beweegt in rechte lijnen, als een cursor op een monitor maar dan in drie dimensies, aangedreven door de raderen en bijkomende vleugels van de levende wezens, gezamenlijk aangestuurd door de Geest.

Boven de hoofden van de wezens, en door ze ondersteund, is er een platform als een gigantische wok, glinsterend als ijs of rijm. Daarboven is de troon van God.

(3) Het belang van deze mobiele troon wordt later in het boek duidelijk. Hier moeten we twee dingen goed begrijpen:

(a) Hoe dichter het visioen bij God zelf komt, hoe afstandelijker Hij wordt beschreven. De culminatie – ‘Aldus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN’ (1:28) – roept niet de gedachte van een artiest op, maar leidt tot aanbidding.

(b) Meer in het algemeen: visioenen van God bewerken altijd meer verbrokenheid, nederigheid en aanbidding (vgl. Jes. 6; Opb. 1, 4-5)


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten