zaterdag 10 augustus 2013

En Jeremia zonk in het slijk (Jer. 38)


Ruth 3-4; Handelingen 28; Jeremia 38; Psalmen 11—12

Het is niet eenvoudig om te zien hoe de gebeurtenissen van Jeremia 38 verband houden met de gebeurtenissen van Jeremia 37-11-21. Sommigen denken dat het om twee volledig verschillende episodes uit het leven van de profeet gaat; anderen denken dat Jeremia 38 een uitbreiding is van het voorgaande hoofdstuk. Hoe je de kwestie ook oplost, het uiteindelijke gesprek in dit hoofdstuk tussen Jeremia en koning Zedekia vergt ernstige overdenking.

De gebeurtenissen op zich kunnen makkelijk begrepen worden. Al diverse decennia predikte Jeremia de komende verwoesting van Jeruzalem. Hij is grotendeels genegeerd of bespot. Met Nebukadnessars troepen overal rond de muren bereikt Jeremia’s geloofwaardigheid echter ongetwijfeld een hoogtepunt.

Dus wanneer hij aankondigt dat al wie in de stad blijft zal omkomen door het zwaard, honger of de pest, terwijl wie zich overgeeft zal overleven (38:2), is er nu veel meer kans dat hij zal geloofd worden dan vijf jaar eerder. De vorsten van de stad echter, die niet geloofden dat deze woorden van de Heer waren, zien dit religieus God-gepraat als niets minder dan verraad – verraad met het nefaste gevolg dat het vertrouwen van de overblijvende troepen ondermijnd wordt.

Er wacht Jeremia een onaangename straf. De meeste woningen in Jeruzalem hadden in die tijd waterreservoirs, vaak in flessenvorm, om drinkwater op te slaan. Deze put was ongebruikt, maar op de bodem ervan had je dikke modder. Liet je Jeremia voor langere tijd in deze plaats, waarschijnlijk zonder voedsel en water, dan kwam hij om.

Wat Jeremia naar de mens gesproken redt, is het feit dat koning Zedekia nog altijd zijn advies inwint. Jeremia windt er geen doekjes om. Hoewel het politiek niet opportuun is, zegt Jeremia aan de koning dat hij de Heer moet gehoorzamen en zich aan de Babyloniërs moet onderwerpen: het alternatief is de weg naar de ondergang (38:20-21).

Misschien vond Zedekia dit om historische redenen moeilijk te geloven: bij een oorlog met een belegering was het vaste patroon dat hij ten dode opgeschreven was, zelfs als hij zich overgaf, omdat hij tot op dit ogenblik weerstand had geboden.

Ongetwijfeld vond hij Jeremia’s woorden ook om een andere reden moeilijk te geloven: hij was nog altijd al te zeer afhankelijk van zijn ‘vrienden’ – die, zo benadrukt Jeremia, op een dag bespot zouden worden als nutteloze bondgenoten die de koning in de modder leidden (38:22).

Het naast elkaar plaatsen van de hoofdstukken 37 en 38 (de overdenking van gisteren en van vandaag) is geen toeval. Het leiderschap van Gods volk kan rampzalig verkeerd lopen bij de top, met ondergeschikten die beter zijn maar te zwak of bevreesd om de verandering te bewerken die zo hard nodig is (Jer. 37). Of het leiderschap kan doorheen de hiërarchie zwak of corrupt zijn, met aan de top een figuur die te besluiteloos of te zeer een watje is om zaken op te ruimen. Het droevigst gesteld is het met die christen instellingen waar zwakheid of corruptie op beide vlakken overheerst.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten