zaterdag 27 oktober 2012

Wie niet voor zijn familie zorgt heeft het geloof verloochend en is slechter dan een ongelovige (1 Tim. 5)



2 Koningen 8, 1 Timotheüs 5, Daniël 12, Psalm 119:49-72

Hoewel ik er niets van wist, legden mijn ouders een stille gelofte af tegenover de Heer terwijl ik in mijn laatste jaar middelbaar onderwijs zat. Omwille van redenen die te ingewikkeld zijn om er hier dieper op in te gaan, beslisten ze dat - tenzij bepaalde dingen gebeurden - mijn vader zijn taak als voorganger zou neerleggen, die hij vijftien jaar lang vervuld had. Ik werkte mijn school af, verliet het huis en trok naar de universiteit.

Na zowat een maand ontving ik een brief van mijn ouders: papa had ontslag genomen als voorganger van die kerk. Mijn ouders hadden heel weinig geld. Er was geen andere Franstalige kerk waar hij eventueel aan de slag kon. Op dat kritieke punt voelde papa zich te oud om een andere gemeente op te starten in een andere plaats.

Hij weigerde voorgangersfuncties te overwegen in Engelstalig Canada: zowel zijn roeping als zijn hart waren verbonden met Quebec. Zo ontdekte ik wat mijn ouders beslist hadden: ze verhuisden naar Hull, aan de Franse kant van de rivier tegenover Ottawa, de hoofdstad van het land, waar papa voor zijn gezin zou zorgen als vertaler bij de overheid. Hij zou zoveel mogelijk tijd geven aan de Franssprekende gemeente in Hull.

Ik kon niet eerder naar ‘huis’ dan met Kerstmis. Op een gegeven moment peilde ik mijn vader in een poging zijn redenering te begrijpen. Gezien zijn overtuiging dat hij in het Franstalige deel van Canada moest blijven, rees snel de vraag hoe hij voor zijn gezin zou zorgen. ‘Want de Schrift zegt’, zo legde papa uit, ‘dat als een man niet voor zijn eigen gezin zorgt, hij slechter is dan een ongelovige. Hij gebruikte zijn oude King James-vertaling voor de woorden van 1 Timotheüs 5:8: ‘Maar als iemand de zijnen en vooral zijn huisgenoten niet verzorgt, heeft hij het geloof verloochend en is hij erger dan een ongelovige’.

Er zijn duidelijk een aantal uitzonderingen op deze tekst. Als een man te ziek is om te werken, bijvoorbeeld, is hij vrijgesteld – en te oordelen naar de toon van het hele hoofdstuk, zou de gemeente zelf moeten tussenkomen met wat voor steun ook maar nodig is, in het geval de familie niet rondkomt.

Maar wat je als lezer treft bij veel van de richtlijnen in dit hoofdstuk, is de manier waarop de voorziening van de gemeente voor de sociale noden van haar volk wordt voorgeschreven met buitengewone gevoeligheid voor de gevaren. Met het risico de zaken te simpel voor te stellen, kan het patroon dat Paulus uitlegt op deze manier samengevat worden: de gemeente zorgt voor hen die in ware nood zitten, maar wie de capaciteiten bezit om zijn weg te vinden en voor zichzelf te zorgen moet dit doen – zowel om geen last te vormen voor de kerk, als voor hun eigen goed – of ze moeten aangeklaagd worden omdat ze het geloof verlaten hebben.

Luiheid gaat niet samen met godsvrucht. Ik kan me niet veel gelegenheden herinneren waarin ik nog groter respect had voor papa’s gehoorzame geloof.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten