woensdag 17 oktober 2012

'Moge de Heer uw liefde voor elkaar en ieder ander groter maken' (1 Thess. 3)

1 Koningen 20, 1 Thessalonicenzen 3, Daniël 2, Psalm 106
De sterkte van de relatie tussen Paulus en zijn bekeerlingen komt steeds weer naar voren. Bij Paulus merk je nooit een spoor van louter professionalisme. Waar hij bij gelegenheid bereid is om zich te beroepen op zijn apostolisch gezag, is zijn standpunt tegenover gemeenten die hij opstartte nooit een van afstandelijke superioriteit.

Wanneer Paulus zelf niet in staat was om de gelovigen in Thessalonika te bezoeken om te zien hoe het met hen ging – en in dit geval was hij bijzonder bezorgd aangezien zijn volledige dienst in Thessalonika slechts een maand duurde, zodat het fundament van deze gelovigen niet zo sterk was als bij de meeste bekeerlingen – was Paulus vastbesloten Timotheüs te sturen om het uit te zoeken (1 Thess. 3:1-2).

Nu Paulus zich weer bij Paulus gevoegd heeft in Athene, met prachtige verslagen over het geloof en de liefde van de Thessalonicenzen (3:6 – twee elementen uit de Paulinische triade; zie de overdenking van 11 oktober), om nog te zwijgen over hun trouw aan Paulus en het apostolische evangelie, kent Paulus’ vreugde geen grenzen: ‘zijn wij dan ook, broeders, bij al onze nood en druk, vertroost over u door uw geloof, want nu leven wij, als gij staat in de Here’ (3:7-8). Zelfs dat is niet genoeg. Paulus roept uit: ‘Want welke dank kunnen wij Gode over u vergelden voor al de blijdschap, waarmede wij ons om u verblijden voor onze God?’ (3:9).

Op zijn beurt is dit een aanzet voor Paulus’ onthulling van hoe hij bidt voor de Thessalonicenzen.

(1) Paulus bidt voortdurend (‘nacht en dag’, zegt hij), ‘vurig’, dat hij op de een of andere manier in staat zal zijn om terug te keren naar Thessalonika om te ‘voltooien wat nog aan uw geloof ontbreekt’ (3:10-11). Deze jonge gemeente heeft weinig ondergrond gekregen. Paulus voelt een enorm gewicht van verantwoordelijkheid om erin te voorzien, om de hele raad van God te schetsen, het evangelie op een begrijpelijke manier over te brengen, deze broers en zusters te leren hoe de Bijbel is opgebouwd, en hen een duidelijk zicht te bieden op het object of doel van hun geloof zodat hun (subjectieve) geloof stevig gefundeerd zal zijn.

(2) Ondertussen bidt hij dat de liefde van de Thessalonicenzen voor elkaar mag ‘toenemen en overvloedig worden’ (3:12). Paulus weet dat een christengemeenschap die op een goede manier liefde betoont niet alleen het evangelie weerspiegelt in het leven, maar ook voorziet in een gezonde omgeving waarin bijbels onderwijs wordt meegenomen. Een kibbelende gemeenschap drijft mensen weg.

Bovendien werden in deze cultuur veel relaties gevormd op basis van verplichting. Een ‘weldoener’ voorzag in iets, en de ontvanger was de weldoener een bepaalde gehoorzaamheid of dienst verschuldigd. Maar in tegenstelling daarmee wil Paulus dat christenen dergelijke culturele begrenzingen overschrijden, en op een dusdanige manier leven dat elke christen voortdurend de ‘verplichting’ kwijtscheldt om elkaar lief te hebben, waardoor hij of zij de loutere schraapzucht van ‘voor wat hoort wat’ overtreft.

(3) Paulus bidt dat God zelf de gelovigen in Thessalonika wil versterken om zo te leven dat ze klaar zullen zijn voor de wederkomst van Jezus (3:13).


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten