woensdag 19 augustus 2015

Laten mijn vijanden niet over mij juichen (Ps. 25)


1 Samuël 11; Romeinen 9; Jeremia 48; Psalm 25

Een van de opvallende kenmerken van de Psalmen, in het bijzonder van de psalmen van David, is het thema ‘vijanden’. Dit maakt sommige christenen zenuwachtig. Draagt de Heer Jezus ons niet op om onze vijanden lief te hebben (Matt. 5:43-47)?

Maar hier bidt David dat God zijn vijanden niet over hem zal laten triomferen (Ps. 25, vooral vs. 2), noemt hij ze ‘trouweloos’ (25:3; NBV gebruikt ‘verraden’), en klaagt hij dat ze talrijker werden en hem op een boosaardige manier haten (25:19). Het volstaat niet om de twee standpunten toe te schrijven aan de verschillen tussen het nieuwe en het oude verbond.

Enkele inleidende gedachten:

(1) Zelfs Jezus’ leer dat zijn volgelingen hun vijanden zouden liefhebben veronderstelt dat zij vijanden hebben. Jezus’ eis onze vijanden lief te hebben moet niet herleid worden tot de sentimentele idee dat we allen zo ‘aardig’ worden dat we nooit enige vijanden zouden hebben.

(2) Nieuwtestamentische gelovigen kunnen vijanden hebben tegen wie je je op een bepaald vlak moet verzetten. De apostel Paulus, bijvoorbeeld, zegt dat hij Hymeneüs en Alexander aan Satan heeft overgeleverd om hen te leren dat ze niet moeten lasteren (1 Tim. 1:20).

Zowel 2 Petrus 2 als Judas gebruiken vrij kleurrijke taal om fundamentele vijanden van het evangelie aan de kaak te stellen. Zelfs als zijn taalgebruik deel uitmaakt van een hyperbool, kan Paulus wensen dat de onruststokers in Galatië zich zelf zouden laten castreren (Gal. 5:12).

De Heer Jezus zelf, dezelfde Jezus die, terwijl Hij sterft aan het kruis, uitroept, ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Lk. 23:34) – kan elders zijn vijanden in spectaculaire kleurrijke taal veroordelen (Mt. 23).

Je kunt moeilijk om de conclusie heen dat, tenzij we de apostelen en Jezus moeten beschuldigen van hypocriete inconsistentie, de eis dat we onze vijanden zouden liefhebben niet herleid mag worden tot het sentimentele gebazel dat vijanden louter afvlakt tot ze er niet meer zijn.

(3) Er valt heel wat te zeggen voor de visie dat de primaire doelstelling van Matteüs 5:43-47 bestaat uit het verwerpen van persoonlijke wraak, het tegengaan van bloedwraak, het overwinnen van het kwaad dat ons wordt aangedaan door het goed dat we doen, en het verwerken van de haat van een tegenstander om die met liefde te beantwoorden.

Maar niets van dit alles ontkent ook maar een ogenblik dat de andere persoon een vijand is. Bovendien kunnen mensen in een leiderschapspositie zich uit liefde verplicht voelen de kudde te beschermen door een wolf in schaapsvacht te verjagen, de bedrieger te ontmaskeren, de boze te veroordelen – zonder te bezwijken voor persoonlijk venijn.

(4) Een maatstaf om te weten of iemands respons haat of wraak is of iets meer principieels dat Gods heiligheid koestert en dat plaats laat voor geduld en liefde, is de reeks van onderling verbonden beloften. In Davids geval bevatten ze vertrouwen (25:1-3, 4-5, 7b, 16, 21), berouw en geloof (25:7, 11, 18), en verbondstrouw (25:10).


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten