1 Samuël 24; 1 Korintiërs 5; Ezechiël 3; Psalm 39
Het kan nuttig zijn twee van de thema’s uit Ezechiël 3, inherent aan de roeping van Ezechiël, toe te lichten:
Ten eerste toont het openingsgedeelte hoe belangrijk het voor de profeet is om mee te leven met God en zijn visie. Gaan we voort vanaf de slotzinnen van hoofdstuk 2 en tot in het begin van hoofdstuk 3, dan krijgt Ezechiël in zijn visioen de opdracht een boekrol te eten met daarop aan beide zijden ‘klaagliederen geschreven, gezucht en gejammer’ (2:10).
Ezechiël eet ze op en schrijft daarover ‘zij was in mijn mond zoet als honig’ (3:3). Waarom zou een boekrol vol ‘klaagliederen’ en ‘gezucht en gejammer’ zoet smaken? Het punt van het visioen is dat Gods woorden zoet worden voor Ezechiël, gewoonweg omdat ze Gods woorden zijn. God weet het echt het best, Hij weet wat goed is. Daarom is er zelfs wanneer zijn woorden oordeel en rampspoed uitdrukken, er een betekenis is waarin de profeet empatisch moet zijn met Gods perspectief.
Evenzo in de volgende verzen (3:4-9): Ezechiël wordt niet gezonden naar een of andere vreemde cultuur, waar de eerste stap bestaat uit het leren van de plaatselijke taal. Hij wordt geroepen te spreken tot het volk van zijn eigen erfdeel.
Niettemin zal hij zien hoe onwillig ze zijn naar hem te luisteren, precies omdat ze onwillig zijn te luisteren naar God (3:7). Dus belooft God: ‘Zie, Ik maak uw gezicht even hard als het hunne, en uw voorhoofd even hard als het hunne. Als diamant, harder dan steen, maak Ik uw voorhoofd; vrees hen dan niet en wees niet beangst voor hun blik, want zij zijn een weerspannig geslacht’ (3:8-9).
Dus in deze koppigheidswedstrijd wordt Ezechiël in staat gesteld onvoorwaardelijk aan Gods kant te staan. God doet soms sterke en verbeten leiders opstaan die, ongeacht hun persoonlijke populariteit, ernaar hongeren aan Gods kant te staan.
Dit betekent geenszins dat Ezechiël zich niet verwant voelt met de ballingen; zowel de volgende verzen als de rest van het boek spreken elke dergelijke bewering tegen. Toch is zijn opdracht een oproep mee te voelen met Gods visie en daarbij onbuigzaam te zijn.
Ten tweede bevat dit hoofdstuk een oproep om waarschuwingen te uiten en voorzichtig te zijn (3:16-27). Het thema van de wachter (3:16-21) keert terug in het boek (hoofdstuk 33), en kan later onderzocht worden. Maar in de slotverzen krijgt Ezechiël het verbod iets te zeggen – beleefdheden, begroetingen, politieke toespraken, wat ook – behalve wat God hem te zeggen geeft.
Deze situatie houdt aan tot de val van Jeruzalem, nog ongeveer zes jaar verder weg (Ezech. 33:21-22), wanneer zijn tong wordt losgemaakt. De restrictie voegt gewicht toe aan de momenten waarop hij wel spreekt.
Het is ook een uitdaging voor iedereen die spreekt voor God. Al ons spreken en al onze stiltes moeten zo afgestemd zijn, dat wanneer we Gods woorden overbrengen, het onze geloofwaardigheid bevordert en niet vermindert.
Eigen vertaling van de overdenking bij 31 augustus uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.