Jozua 14-15; Psalmen 146-147; Jeremia 7; Matteüs 21
Deze tempelprediking (Jer. 7) in proza tot het volk dat door de poorten binnenkwam om zich ‘neder te buigen voor de HERE’ (7:2), is bekend omwille van zijn sterke nadruk op het feit dat geen ritueel of instelling of gebouw een schuldig volk kan beschermen tegen de toorn van God. Daar anders over denken staat gelijk met afglijden tot dwaas bijgeloof.
Enkele opmerkingen:
(1) Het slechts herhaaldelijk opdreunen van godsdienstige kreten als ‘des HEREN tempel’ (7:4) – of, net zo goed, ‘Jezus is Heer’ – haalt niets uit. Wat God vraagt is morele hernieuwing, verwerpen van valse goden, gerechtigheid, en vrijgevigheid (7:6-8).
Het vergieten van onschuldig bloed (7:6) kan verwijzen naar justitiële moorden, want we weten dat die voorkwamen (26:23, onder Jojakim).
(2) Maar vooral weerzinwekkend is de pure hypocrisie. Mensen konden zomaar stelen en moorden en overspel en meineed plegen, en offeren aan afgoden – en daarna deelnemen aan de tempeldienst, terwijl ze bescherming vroegen alsof de tempelmuren hen konden bewaren voor het oordeel van God (7:9-11).
Wanneer je de huidige statistieken ziet over stelen (bijv. sjoemelen met de belastingaangifte) en overspel, zowel buiten als binnen de kerk, kun je moeilijk geloven dat onze situatie heel erg verschilt. Wij zoeken dan misschien geen toevlucht in de tempelomgeving, maar op een of andere manier denken we dat de mate waarin we de christelijke regels volgen ons nog altijd ‘goede mensen’ maakt en daarom bewaart voor het oordeel dat andere volkeren treft.
(3) Mogelijk komt de tijd, zoals die ook kwam in de dagen van Jeremia, dat voorbede voor dergelijke mensen door God zelf verboden wordt (7:16). Dit staat gelijk met zeggen dat het te laat is.
(4) Desondanks wil God dat Jeremia al deze dingen doorgeeft aan het volk. Misschien dat de zwaarte van het dreigement tot nadenken stemt en aanzet tot bekering. Maar neen: ‘Ook nu gij tot hen al deze woorden spreekt, horen zij niet naar u, en nu gij tot hen roept, antwoorden zij u niet; zeg dus van hen: Dit is het volk dat niet hoort naar de stem van de HERE, zijn God, en dat geen tuchtiging aanneemt; de oprechtheid is verdwenen en teloorgegaan uit hun mond’ (7:27-28).
Hoewel geschreven om Judeeërs in de zesde eeuw voor Christus te beschrijven, kun je je moeilijk een passage voorstellen die nog scherper de westerse cultuur beschrijft, inclusief veel van de westerse kerk.
Ook in onze dagen is ‘de oprechtheid verdwenen’, niet alleen in de zin dat eerlijkheid ver te zoeken is, maar ook ten gevolge van postmoderne gevoeligheden die het moeilijk vinden te zien waar we ons druk over maken: al deze religieuze claims worden gedreven door sociologische druk, is het niet, en niet door een Goddelijke persoon die eigenlijk objectieve waarheid spreekt? En zo snellen we in de richting van de hel.
Eigen vertaling van de overdenking bij 11 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten