Jozua 6; Psalmen 135-136; Jesaja 66; Matteüs 14
Hoewel Jesaja 66 eindigt op een noot van apocalyptische daadkracht en hoop (66:18-24), verweven met een duidelijk missionair thema (66:19), biedt het begin van het hoofdstuk nog één waarschuwing. Deze waarschuwing (Jes. 66:1-6) trekt hier onze aandacht.
De tekst kijkt vooruit naar de tijd waarin de tempel in Jeruzalem zal herbouwd worden. Jesaja heeft de hele tijd voorspeld dat Jeruzalem zou vernietigd worden en daarmee impliciet ook de tempel. Hij profeteerde ook dat een overblijfsel naar de stad zou terugkeren en de herbouw zou aanvatten. Maar ze mogen nooit vergeten dat God niet kan herleid worden tot de afmetingen van een tempel: ‘De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten, waar zou dan het huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar de plaats mijner rust? Dit alles heeft immers mijn hand gemaakt en zo is dit alles ontstaan’ (66:1-2).
Salomo begreep dit toen hij Israël voorging in gebed bij de inwijding van de eerste tempel (1 Kon. 8:27). Niettemin is dit een les die snel wordt vergeten wanneer opeenvolgende generaties afglijden naar religieuze kerkelijkheid.
Op een of andere manier denken zij goed te zijn omdat ze de voorgeschreven religieuze verplichtingen nakomen. Maar God benadrukt dat een voorgeschreven dier offeren in de nieuwgebouwde tempel met een hart dat ver van de Heer staat, niet beter is dan te komen met de offerande van een onrein dier – het kan voor de Heer zelfs zo verwerpelijk zijn als een mensenoffer, want de volledige handeling wordt zo vreselijk Godonterend (66:3). Deze religieuze mensen glijden uiteindelijk af tot de godsdienstvervolging van wie Gods woord willen volgen (66:5).
Nog maar eens dreigt de Heer met enorm oordeel (66:4, 6). Wat zal de Heer dan zoeken onder het overblijfsel dat terugkeert uit ballingschap? ‘Op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor mijn woord beeft’ (66:2).
Een paar verzen later, richt Jesaja zich rechtstreeks tot de getrouwen als ‘gij die voor zijn woord beeft’ (66:5). Niets nieuws. Een van de lessen die de Israëlieten moesten leren gedurende hun jaren van omzwerving in de woestijn, was ‘dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond des HEREN uitgaat’ (Deut. 8:3).
Dit is van blijvend belang – niet alleen goed te luisteren naar elk woord dat God gesproken heeft, maar luisteren met nederigheid, verbrokenheid en vreze Gods (66:2).
In elke generatie bestaat het verschil tussen oprechten en valsen en gezegenden en vervloekten, uit hun trouw of ontrouw aan het woord van God.
Eigen vertaling van de overdenking bij 4 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten