Jozua 11; Psalm 144; Jeremia 5; Matteüs 19
Hier zal ik kort stilstaan bij een aantal elementen van de verdorvenheid waaraan de bevolking van Juda zich had overgegeven (Jer. 5):
(1) God daagt Jeremia uit één enkele eerlijke man te vinden in de straten van Jeruzalem (5:1), daarmee anticiperend op de zoektocht van Diogenes in de Griekse wereld. Zelfs één dergelijke persoon was volgens God genoeg geweest om het oordeel over de stad te voorkomen. Maar dit is natuurlijk een andere manier om te zeggen hoe gevaarlijk het morele leven van de stad geworden was, hoe verbreid de zonde was, hoezeer oneerlijkheid en morele corrosie de kinderen van de stad hadden aangetast.
(2) Initieel denkt Jeremia dat de negatieve resultaten van zijn zoektocht misschien te wijten zijn aan de nadelen van de lagere klassen. Natuurlijk werd ook van de zwakken verwacht dat ze de Wet van God kennen en houden, maar het is mild om toegeeflijk te zijn.
Dus vertrekt Jeremia voor een onderzoek van de beter ontwikkelden, de geprivilegieerden, de welbespraakten – en vindt er niet minder moreel verderf dan bij de anderen (5:4-5). Intelligente zondaars gebruiken hun intelligentie om te zondigen; gesofistikeerde zondaars bedenken gesofistikeerde redenen om te denken dat zonde geen zonde is; de toplaag van de zondaars wentelt zich in de toplaag van de zonde. ‘Die echter hadden altezamen het juk verbroken, de banden verscheurd’ (5:5).
(3) Het gemeenschappelijke standpunt tegenover God is dat Hij afwezig is of niet helpt (5:12); het gemeenschappelijke standpunt tegenover oprechte profeten is dat ze windbuilen zijn (5:13). Dus zal God catastrofaal oordeel brengen om zijn kracht te betonen, en Hij zal tot zijn volk spreken in de woorden van een vreemde taal (5:14-17). Ze dienen zo graag hun vreemde goden in hun eigen land; daarom zullen ze vreemden dienen in een land dat niet het hunne is (5:19).
(4) Globaal genomen heeft het volk niets geleerd van Gods wijze en genereuze voorzienige zorg (5:24). Ze hebben evenmin iets geleerd van de tijden waarin God hen getuchtigd heeft door hen oogsten te onthouden (5:25). Of Hij nu vriendelijk of hard is, of Hij vrijgevig voorziet of snel recht brengt, ze negeren Hem of zijn opstandig. Wat moet Hij doen? Vroeg of laat moet Hij het geweld, het bedrog en de corruptie betaald zetten met de munt van straf (5:26-29).
(5) Er kan hoop zijn voor het volk van God wanneer hun leiders hen terugroepen tot trouw en integriteit, of wanneer het volk probeert afgeweken leiders te stoppen en af te zetten. Maar wat vinden we hier? ‘De profeten profeteren vals en de priesters verschaffen zich gewin nevens hen, en mijn volk heeft het gaarne zo [vgl. 2 Tim. 3:1-7]. Maar wat zult gij doen, als het op een einde loopt? (5:31).
Hoeveel van deze elementen vinden we vandaag terug?
Eigen vertaling van de overdenking bij 9 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten