Richteren 10; Handelingen 14; Jeremia 23; Markus 9
Veel van Jeremia 23 is een aanklacht tegen de ‘herders’ die de schapen van Gods kudde verderven en verstrooien (23:1; vergelijk met Jer. 10 en de overdenking voor 14 juli). Het lange gedeelte dat de liegende profeten aanklaagt (23:9-40) is een van de meest indringende voorstellingen van de verschillen tussen ware en valse profeten in de hele heilige Schrift.
Zijn pathos wordt nog verdiept door de kanttekeningen van de profeet Jeremia, kanttekeningen die niet alleen een bepaald element van de ware profeet openbaren, maar ook Jeremia’s eigen hart tonen: ‘Mijn hart is in mijn binnenste gebroken, al mijn beenderen sidderen; ik ben als een beschonken man, als iemand wie de wijn naar het hoofd gestegen is, om de HERE en om zijn heilige woorden’ (23:9).
De vernietigende veroordeling van dromen die enthousiast doorgegeven worden in kringen van de profeten, terwijl diezelfde profeten nalaten Gods woorden trouw te spreken (23:25-39), heeft een actuele relevantie waarvoor je blind moet zijn om die te missen.
Maar hier wil ik focussen op de eerste zes verzen. In het licht van de verschrikkelijk immorele en afgodische koningen die in het voorgaande hoofdstuk veroordeeld worden, en in het licht van de vernietigende herders die in dit hoofdstuk worden geïntroduceerd, presenteert God de ultieme oplossing. Die bestaat uit drie componenten:
(1) God zal de vernietigende herders te gronde richten (23:2). Dit is een thema dat we al eerder zagen, en een dat een behoorlijk groot deel van dit hoofdstuk beslaat.
(2) Nog belangrijker, God zelf zal de rest van de kudde verzamelen van waarheen ze verstrooid zijn, en Hij zal hen terugbrengen naar hun weide. ‘Ook zal Ik over hen herders verwekken om hen te weiden, en zij zullen vrees noch schrik meer hebben, en zij zullen niet gemist worden, luidt het woord des HEREN’ (23:4), verklaart de Heer.
Met andere woorden, de belofte van een einde aan de ballingschap en een terugkeer van de rest wordt nu in bewoordingen gegoten van een verstrooide kudde die naar haar weide wordt teruggebracht.
Maar er is ook een element van verwachting dat het historische einde van de ballingschap overstijgt: de Heer zelf zal een klasse van ‘herders’ (d.w.z. ‘pastors’) verwekken die zal overstijgen wat het volk in het verleden heeft ervaren.
(3) In het bijzonder zal de Heer ‘aan David een rechtvaardige Spruit (…) verwekken’ (23:5). De Davidische lijn zal niet veel meer zijn dan een stronk, maar daaruit zal een nieuwe ‘Spruit’ groeien, ‘die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land’ (23:5).
Zijn dagen zullen veiligheid en verlossing brengen voor het verbondsvolk van God. ‘Dit is zijn naam, waarmede men hem zal noemen: de HERE onze gerechtigheid’ (23:6). Precies zo: want door Hem, zal God zowel rechtvaardig zijn, als de zondaar kunnen rechtvaardigen, terwijl Hij hen vrijspreekt door het leven en de dood van de Spruit uit de lijn van David (Rom. 3:20-26).
Eigen vertaling van de overdenking bij 27 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten