donderdag 17 juli 2014

Zij doen al wat uw hand en uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou (Hd. 4)


Jozua 24; Handelingen 4; Jeremia 13; Mattheüs 27

Toen Petrus en Johannes waren vrijgelaten na hun eerste vleug vervolging, ‘gingen zij naar de hunnen’ (Hd. 4:23). De kerk kwam bijeen voor gebed, terwijl ze de woorden uit Psalm 2 gebruikten (Hd. 4:25-26). Ze begrepen die Oudtestamentische tekst als Gods woorden (‘Gij, Here, zijt het … die gezegd hebt …’) door de Heilige Geest, bij monde van David (4:25).

Aan de ene kant is Psalm 2 een kroningspsalm. Eens te meer echter is de David-typologie sterk. De koningen van de aarde en de oversten hebben zich verzameld tegen de Heer en tegen zijn Gezalfde (de Messias) – en dit heeft zijn climax bereikt, ‘Want inderdaad zijn in deze stad vergaderd tegen uw heilige knecht Jezus, die Gij gezalfd hebt, Herodes zowel als Pontius Pilatus met de heidenen en de volken van Israël’ (4:27).

Onze vroegste broers en zusters in Christus vragen drie dingen (4:29-30): (a) dat de Heer zou letten op de dreigingen van hun vijanden; (b) dat ze zelf in staat zouden zijn om Gods woorden met vrijmoedigheid te spreken; en (c) dat God tekenen en wonderen zou laten geschieden door de naam van Jezus (wat kan betekenen, in hun verwachting, ‘door de apostelen’; vgl. 2:4; 3:6 e.v.; 5:12).

Maar voor ze hun verzoeken formuleren en nadat ze de boze samenzwering van Herodus, Pilatus en de rest hebben vermeld, richten deze gebedsstrijders zich rustig tot God in een belijdenis van zeer groot belang: ‘om te doen al wat uw hand en uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou’ (4:28).

Merk het volgende op:

Ten eerste vermindert Gods soevereiniteit over de dood van Christus de schuld van de menselijke samenzweerders niet. Aan de andere kant heeft de geslepenheid van hun samenzwering God niet verrast, alsof Hij het kruis niet zou hebben voorzien, meer nog, alsof Hij dit niet zou hebben gepland.
De tekst stelt duidelijk dat Gods soevereiniteit niet wordt ingeperkt door menselijke acties, en menselijke schuld wordt niet verminderd door een beroep op de goddelijke soevereiniteit.

Deze dualiteit wordt soms compatibilisme genoemd: Gods volkomen soevereiniteit en de menselijke morele verantwoordelijkheid zijn compatibel. Het gaat hier om complexe thema’s, maar er kan geen ernstige twijfel zijn dat dit standpunt ofwel wordt geleerd ofwel wordt verondersteld door de Bijbelse schrijvers (zie overdenking 17 februari).

Ten tweede is het in dit geval dubbel nodig te zien hoe de twee punten samenhangen. Als Jezus alleen stierf als resultaat van een menselijke samenzwering en niet door het plan en doel van God, is het moeilijk te zien hoe zijn dood het langgeplande goddelijke antwoord kan zijn op onze diepe nood.

Als Gods soevereiniteit over Jezus’ dood betekent dat de menselijke daders daardoor worden vrijgepleit, zou dit dan niet ook altijd het geval zijn wanneer God soeverein is? En waar is dan de zonde waarvoor moet worden betaald door Jezus’ dood? De integriteit van het evangelie is verbonden met dit element van het christelijk theïsme dat we compatibilisme noemen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 juli uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten