woensdag 23 juli 2014

God heeft me duidelijk gemaakt dat ik geen enkel mens als verwerpelijk of onrein mag beschouwen (Hd. 10)


Richteren 6; Handelingen 10; Jeremia 19; Markus 5

Het verslag van de bekering van Cornelius neemt in het boek Handelingen veel ruimte in. Nu het evangelie zich buiten zijn Joodse grenzen begeeft, wordt elke stap zorgvuldig in kaart gebracht. Eerst waren er de Samaritanen, een gemengd ras met een specifiek zicht op de Schrift. (Ze aanvaardden alleen de Torah, wat wij de Pentateuch noemen).

Daarna kreeg je de Ethopische kamerling, die geen volwaardige proseliet kon zijn – maar (zou je kunnen argumenteren) misschien dat hij er een geweest was, ware hij niet verminkt. Dan volgt de bekering van de man die de apostel van de volken zal zijn (zie 9:15).

Hier in Handelingen 10 is er dan de bekering van een godvruchtig persoon, een heiden die gehecht is aan de Schrift en aan de Joodse synagoge, die gekozen had om niet te worden besneden en dus een niet-gekwalificeerde proseliet – een bekeerling – voor het judaïsme.

De apostel die door God wordt voorbereid om naar Caesarea te gaan en het evangelie te prediken tot Cornelius en zijn huis is Petrus. Petrus’ terugkerende visioen ging over ritueel onrein voedsel. Drie keer wordt hem opgedragen onreine dieren te slachten en te eten; drie keer weigert hij, want hij beschouwt zichzelf als onder voedselvoorschriften van de Wet.

Velen hebben zich afgevraagd hoe Petrus zo hardleers kon zijn, gezien het feit dat, volgens Markus 7:19, Jezus al eerder een uitspraak had gedaan die alle voedsel rein verklaarde.

Maar het is verre van duidelijk dat zijn discipelen de implicaties van Jezus’ uitspraak in die tijd verstonden. Markus schrijft later, rond 60 n.C., lang na de episode met Cornelius; en terwijl hij nadenkt over wat Jezus zei, ziet Markus de consequenties van Jezus’ woorden in, die op het ogenblik zelf niet begrepen waren.

Zelfs de opdracht om het Evangelie overal te brengen, of Jezus’ aandrang dat mensen van overal ter wereld zouden komen en zich bij de aartsvaders zouden voegen in het koninkrijk der hemelen (Matt. 8:11), had de puzzelstukjes niet doen samenvallen voor de apostelen. Het moet ons dan ook niet verwonderen dat Petrus in deze fase nog een en ander aan het uitzoeken is.

Dus wordt hij wakker en vraagt zich af wat het visioen betekent. Voorzienige timing maakt het punt duidelijk. Koosjere Joden waren altijd zenuwachtig in een huis van iemand uit de volken – maar hier zendt God Petrus niet alleen om tijd door te brengen in een niet-koosjer heidens huis, maar om er het evangelie te prediken.

Aanvankelijk is er niemand die meer verrast is dan Petrus (10:28-29, 34), maar het duurt niet lang voor hij tot een uitgebreide presentatie komt van het evangelie voor deze heidenen.

Zelfs terwijl Petrus nog aan het spreken is, wordt de Heilige Geest uitgestort over dit heidens gezin zoals Hij ook was uitgestort over de Joden op de Pinksterdag, en niemand is meer verbaasd dan Petrus en de Joden die met hem meereisden (10:45-47).

De initiële aandrang om met het evangelie van Jezus Christus de grenzen van ras en erfgoed te overschrijden, kwam niet vanuit een comité dat wereldevangelisatie plant, maar van God zelf.


Eigen vertaling van de overdenking bij 23 juli uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten