vrijdag 18 juli 2014

Bedrog in de eerste gemeente (Hd. 5)

Richteren 1; Handelingen 5; Jeremia 14; Mattheüs 28

Het verhaal van Ananias en Saffira, wiens namen opgeschreven staan in de vroegste christelijke verslagen omwille van hun bedrog (Hd. 5:1-11), is om verschillende redenen verontrustend. De eerste kerk dacht er in elk geval zo over (Hd. 5:5, 11). Vier opmerkingen helpen de kwesties in beeld te krijgen:

Ten eerste garandeert een opwekking niet de afwezigheid van zonde in een gemeenschap. Wanneer veel mensen bekeerd zijn en werkelijk veranderd, wanneer velen hernieuwd worden en werkelijk de zonde leren haten, vinden anderen het aantrekkelijker om als heilig beschouwd te worden dan heilig te zijn. Een opwekking biedt veel verleidingen tot hypocrisie die minder sterk zou zijn wanneer de stemming van de tijd seculier of heidens is.

Ten tweede is het probleem niet zozeer de gift van het geld dat Ananias en Saffira bekwamen toen ze een stuk grond verkochten, maar wel de leugen die ze vertelden. Blijkbaar waren er een aantal leden die eigendommen verkochten en alle opbrengsten aan de kerk schonken om haar te helpen in de verschillende bedieningen, vooral voor het lenigen van de nood van broers en zusters in Christus.

En ja, de man die Barnabas werd genoemd was in dit opzicht een voorbeeld (4:36-37), en hij dient als een tegenhanger voor Ananias en Saffira.
Maar deze twee verkochten hun eigendom, hielden wat van de opbrengst voor zichzelf, en deden alsof ze alles gaven. Het was die aanspraak op heiligheid en zelfverloochening, die schijn van vrijgevigheid en godsvrucht, die zo aanstootgevend was.

Bleef dit kwaad onontdekt, dan kon het nog toenemen. Het zou zeker mensen in bepaalde eervolle posities brengen wiens wandel het niet verdiende. Maar erger nog: het was een regelrechte leugen tegen de Heilige Geest – alsof de Geest van God de waarheid niet kon kennen, of er niet zou om geven. In die zin was het een uiterst neerbuigende daad, bedrog tegenover een standpunt dat zo ver af stond van de Godgerichtheid van oprecht geloof, dat het afgodisch was.

Ten derde was samenzwering een ander element van het probleem. Het was niet genoeg dat Ananias die boosaardige daad zelf beging. Hij handelde ‘met medeweten van zijn vrouw’ (5:2); haar leugen was zelfs niet alleen passief maar actief (5:8), wat een gedeelde toewijding aan het licht bracht om gelovigen te bedriegen en God te tarten.

Ten vierde kan het oordeel in tijden van zuivere opwekking directer zijn dan in tijden van verval. Wanneer God zich terugtrekt uit de kerk en de toenemende zonde zijn beloop laat krijgen, dan is dit het ergst mogelijke oordeel; het zal onvermijdelijk eindigen in onherstelbare rampspoed.

Maar wanneer God met onmiddellijke strengheid op de zonde reageert, worden lessen geleerd en blijft de kerk een ergere afwijking bespaard. In dit geval kwam er niet alleen grote vrees over de kerk maar ook over al wie van deze gebeurtenissen hoorde (5:5, 11).

Er staat geschreven: ‘Wie in oprechtheid wandelt, vreest de HERE; maar hij wiens wegen verkeerd zijn, veracht Hem’ (Spr. 14:2).


Eigen vertaling van de overdenking bij 18 juli uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten