donderdag 10 juli 2014

'De HERE is voor allen goed, en zijn barmhartigheid is over al zijn werken' (Ps. 145)


Jozua 12-13; Psalm 145; Jeremia 6; Mattheüs 20

Toen we nadachten over delen van Psalm 119 (zie de overdenking van 22, 25 en 27 juni), merkten we op dat de psalm een acrostisch gedicht is. In de eerste paragraaf beginnen alle verzen met de eerste letter van het Hebreeuws alfabet; in de tweede paragraaf beginnen alle verzen met de tweede letter uit het Hebreeuws alfabet; en zo verder voor de tweeëntwintig paragrafen, overeenstemmend met de tweeëntwintig letters van het Hebreeuws alfabet.

Maar er zijn nog zeven acrostische psalmen in het psalmenboek. In deze psalmen is echter slechts één vers gewijd aan elke letter (Ps. 9-10, 25, 34, 37, 111, 112, 145). Vijf van de acht, waaronder ook deze laatste (Ps. 145), worden toegeschreven aan David. In de meeste Hebreeuwse manuscripten van deze psalm is er geen vers voor de Hebreeuwse letter die met onze letter N overeenstemt.

Maar de meeste van de oude vertalingen voorzien in het ontbrekende vers, en nu dook er ook een Hebreeuws manuscript op met een N-vers, dus voegen de meeste moderne versies de extra zinnen erbij (vers 13b in bepaalde vertalingen, zo bijv. in de Engelse NIV).

Dus wat we in deze psalm hebben is de laatste van Davids composities die in het Psalmenboek voorkomen, een waar alfabet van lofprijzing.

Er zijn bepaalde thema’s die speciale nadruk verdienen in deze psalm.

(1) Hoewel veel van Davids psalmen focussen op zijn eigen ervaringen, of soms op het lief en het leed van het Israëlische volk, breidt hier de horizon uit naar Gods universele koninkrijk (145:13a), zijn universele zorg voor alle levende schepselen in zijn heelal – nog het meest door te voorzien in het voedsel dat ze nodig hebben (145:15-16).

Niets hiervan ontkent dat dit nog steeds een gevallen wereld is, natuurlijk. Schepselen verhongeren soms; ze worden oud en overlijden. Maar toch zien we vruchtbaar leven, en dit leven blijft bestaan en kent voorspoed door Gods genadige voorziening.

(2) Er is een wonderlijke mengeling van Gods heerlijkheid met Gods barmhartigheid. ‘De HERE is voor allen goed, en zijn barmhartigheid is over al zijn werken’ (145:8-9). Dit is waarom al Gods werken Hem prijzen (145:10). Tegelijk is Gods volk het eerste om te spreken over ‘zijn machtige daden’ en over de heerlijkheid van zijn mogendheid, ‘de luisterrijke heerlijkheid van zijn koningschap’ (145:11-12).

(3) Niet alleen gaat Gods grootheid menselijk bevattingsvermogen te boven (145:3), het verslag van Gods grootheid en goedheid wordt van de ene generatie op de andere doorgegeven (145:4), terwijl anderen de roem van Gods ‘grote goedheid’ verkondigen en jubelen over zijn gerechtigheid (145:7). Ja, wanneer wij zijn woorden lezen en ons eigen ‘Amen!’ daarbij laten aansluiten, ontvangt onze generatie die glorierijke mededeling van drieduizend jaar geleden, en zijn we samen met hen gewijd aan het verkondigen van Gods machtige daden en het overdenken van zijn wonderlijke werken (145:4-5).


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 juli uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten