dinsdag 14 mei 2013

De Godsspraak over Babel, die Jesaja aanschouwd heeft (Jes. 13)


Numeri 23; Psalmen 64-65; Jesaja 13; 1 Petrus 1
Het tweede grote deel van Jesaja, de hoofdstukken 13-27, focust op de volkeren. Dit woord van de Heer via Jesaja wordt eigenlijk niet gebracht aan de volkeren; het wordt uitgesproken tegen de volkeren maar in de oren van het volk van Juda en Jeruzalem.

In algemene zin is de boodschap vergelijkbaar met die in het eerste deel van Jesaja (hfdst. 1-12): de redding komt enkel van de Here, dus is Hij de enige die moet vertrouwd worden. De verwerping van de volkeren bevat daarom geruststellende nevenopmerkingen voor Juda (bijv. 14:1-2) en eindigt met de verlossing van het volk van God (hfdst. 26-27).

Jesaja 13 is een godsspraak tegen Babylon. Omdat in Jesaja’s tijd de voornaamste militaire dreiging afkomstig was van Assyrië en niet van Babylon, denken veel critici dat dit hoofdstuk een latere toevoeging vormt, geschreven anderhalve eeuw later (rond 550 v.C.) wanneer Babylon niet alleen haar suprematie bereikt had maar ook alweer in verval was gekomen, bedreigd door het Medo-Perzische rijk (zie 13:17). Maar deze visie is al te sceptisch.

De inleiding op de godsspraak bevestigt onomwonden dat Jesaja, de zoon van Amoz, dit visioen kreeg (13:1). Bovendien toont Jesaja 39 dat Babylon zelfs in Jesaja’s dagen al een opkomende macht was, ook al vormde die geen onmiddellijke bedreiging zoals Assyrië.

Maar misschien nog belangrijker, de geschiedenis van Babylon ging al helemaal terug tot bij de Toren van Babel (Gen. 10:9-10; 11:1-9) en dus kon het dienen als een symbool voor alle naties die de God van Israël tarten – een symboliek die zelfs standhoudt in het Nieuwe Testament (bijv. Opb. 17-18), lang nadat het historische Babylon uit beeld is verdwenen.

De finale instorting van ‘Babylon’ vindt plaats wanneer ‘het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde’, ‘dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus’ (Opb. 17:5-6), plaatsmaakt voor de triomfantelijke opkomst van de heerschappij van Hem die genoemd wordt ‘Getrouw en Waarachtig’ en wiens naam is ‘het Woord Gods’ (Opb. 19:11, 13).

Merk de drie kenmerken op van deze godsspraak.

(a) Nog maar eens is de ‘dag des HEREN’ (Jes. 13:6) niet alleen verbonden met de komst van de Heer, maar met zijn komst in oordeel. Voor hen die zich verzetten tegen de levende God, is het een dag, ‘meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn’ (13:9).

(b) Typisch voor de Hebreeuwse poëzie, wordt deze dag geassocieerd met tekenen aan de hemel; het is alsof de hele natuur zich bij deze gebeurtenissen moet voegen, want hun betekenis is niets minder dan kosmisch (13:10; cf. Hand. 2:20).

(c) Het hart van de zonde die moet van de troon gestoten worden is trots (13:11, 19).


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten