dinsdag 27 januari 2015

'Wie weet, of gij niet juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid verkregen hebt?' (Esth. 4)

Genesis 28; Matteüs 27; Esther 4; Handelingen 27

Door zijn verhalende eenvoud en kracht spreekt het boek Esther snel tot onze verbeelding. Hoewel we hier al drie hoofdstukken ver zijn in het boek, kunnen we toch nog van zowel zijn geur iets oppikken als van zijn boodschap, door na te denken over bepaalde elementen van Esther 4.

(1) Het boek leert ons zijn diepgaande theologische lessen via de vorm van zijn beknopte verhaal. Uitleggers laten nooit na op te merken dat het boek God niet eenmaal expliciet vermeldt. Niettemin zegt het heel wat over God en zijn voorzienigheid, over zijn bescherming voor zijn verbondsvolk (zelfs wanneer ze zich ver van het land bevinden en leren overleven tijdens de ballingschap en gedurende de verstrooiing), en over hun geloof in Hem, zelfs wanneer ze vreselijk bedreigd worden.

(2) Het boek leidt ons dus geleidelijk tot het overwegen van de vreemde omstandigheden die Esther tot opvolgster maken van koningin Vasthi, als de gemalin van koning Xerxes. Als dit punt door de onachtzame lezer over het hoofd wordt gezien, dan maakt het hoofdstuk dat we hier voor ons hebben het behoorlijk duidelijk voor iedereen, of je moet al heel kortzichtig zijn. ‘En wie weet, of gij niet juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid verkregen hebt?’ (4:14), vraagt Mordechai aan Esther via Hatak.

Mordechai verwijst hier niet naar een onpersoonlijk lot; hij is een toegewijde en vrome Jood. Maar de vorm van zijn uitspraak benadrukt Gods soevereine voorzienigheid; zelfs terwijl hij impliciet erkent dat de voorzienigheid moeilijk te doorgronden valt. Gods volk moet verantwoordelijk, wijs en strategisch handelen in het licht van de omstandigheden die rond hen spelen, in de wetenschap dat God alles bestuurt.

(3) Zelfs wanneer Mordechai rouwt en luid jammert wanneer hij Hamans complot ontdekt (4:1-3), toch laat hij zich niet gaan in fatalisme en al evenmin verliest hij zijn geloof. Nu hij tijd gehad heeft om na te denken over de vreselijke bedreiging voor zijn volk, komt hij tot de volgende conclusie (zoals hij die verwoordt tegen Esther): ‘als gij in deze tijd blijft zwijgen, dan zal er voor de Joden wel van andere zijde redding en uitkomst opdagen, maar gij en uws vaders huis zult omkomen’ (4:14).

Aangezien God trouw is aan zijn verbondsbeloften, kan Mordechai zich niet voorstellen dat Hij zou toestaan dat het volk van God wordt uitgeroeid.

(4) Trouw aan haar opvoeding door Mordechai drukt Esther tegelijkertijd vertrouwen uit in de levende God en vermijdt ze zich aan te matigen Gods plannen voor haar leven gemakkelijk te kunnen doorgronden. Ze weet dat God er is en dat Hij aanhoudend gebed hoort en verhoort. ‘Ga heen, vergader al de Joden die zich in Susan bevinden, en vast om mijnentwil: eet noch drinkt drie dagen, zo min des nachts als des daags. Ook ik en mijn dienaressen zullen op dezelfde wijze vasten (…); kom ik om, dan kom ik om’ (4:16). Terwijl ze vastbesloten is te doen wat goed is, erkent ze dat ze haar eigen toekomst niet kan zien en geeft ze zich over aan de genade van God.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 januari uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten