zaterdag 17 mei 2014

‘Maar mijn gebed is tot U, HERE, ten tijde des welbehagens’ (Ps. 69)

Numeri 26; Psalm 69; Jesaja 16; 1 Petrus 4
Aan de ene kant toont Psalm 69 ons David die zijn hart uitstort voor God, terwijl hij smeekt om hulp bij de buitengewone druk en tegenstanders waar hij mee kampt. Misschien dat we niet alle omstandigheden kunnen reconstrueren die hier in poëtische vorm gepresenteerd worden, maar David werd zeker verraden door mensen die dicht bij hem stonden, en zijn angst is tastbaar.

Aan de andere kant is deze psalm een rijk reservoir van teksten die worden geciteerd of geparafraseerd door de schrijvers van het Nieuwe Testament: ‘Talrijker dan de haren van mijn hoofd zijn zij die mij zonder oorzaak haten’ (Ps. 69:5; zie Joh. 15:25); ‘Ik ben een vreemde geworden voor mijn broeders, een onbekende voor de zonen van mijn moeder’ (69:9; zie Joh. 7:5); ‘want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd’ (69:10; zie Joh. 2:17); ‘de smaadwoorden van wie U smaden, kwamen op mij neder’ (69:10; zie Rom. 15:3); ‘Maar mijn gebed is tot U, HERE, ten tijde des welbehagens; o God, antwoord mij naar uw grote goedertierenheid met uw trouwe hulp’ (69:14; vgl. Jes. 49:8; 2 Kor. 6:2); ‘Ja, zij gaven mij gif tot spijze, en lieten mij in mijn dorst azijn drinken’ (69:22; zie Mat. 27:48; Mk. 15:36; Lk. 23:36); ‘zij (…) lieten mij in mijn dorst azijn drinken’ (69:22; zie Mat. 27:34; Mk. 15:23; Joh. 19:28-30); ‘Hun kamp worde tot woestenij, in hun tenten zij geen bewoner’ (69:26; zie Mat. 23:38; Hd. 1:20); ‘Laten zij uit het boek des levens worden uitgedelgd’ (69:29; vgl. Lk. 10:20).

Door de loutere concentratie van dergelijke citaten en allusies in één hoofdstuk is dit een opmerkelijke psalm. Natuurlijk zijn ze niet allemaal gelijkaardig, en deze korte overdenking kan ze onmogelijk allemaal ontleden. Maar verschillende ervan vallen binnen een belangrijk patroon.

Dit is een psalm geschreven door David. (Er is geen goede reden om te twijfelen aan deze toewijzing uit het opschrift). David is niet alleen het hoofd van het koningshuis dat uitloopt op de ‘grote David zijn grotere Zoon’ (zoals de liedschrijver het verwoordt), maar op diverse manieren wordt hij een model voor de koning die komen zal, een patroon voor Hem – een type, zo je wil.

Dit is de redenering van de Nieuwtestamentische schrijvers. Het is behoorlijk makkelijk om aan te tonen dat deze redenering goede gronden heeft. Hier is het genoeg om een glimp op te vangen van het resultaat. Als koning David minachting te verduren kon krijgen om Godswil (69:8) hoeveel te meer de ultieme Koning – die zeker ook met verwerping door zijn broeders te maken krijgt om Godswil (69:9). Als David ijverig is voor het huis van de Heer, hoe konden Jezus’ discipelen dan naast zijn ijver kijken bij zijn tempelreiniging en de uitspraken die ermee gepaard gaan (Joh. 2:17)?

In de gedachten van de auteurs van het Nieuwe Testament zijn dergelijke passages zelfs verbonden met het thema van de ‘lijdende Dienstknecht’ dat opduikt in Jesaja 53 – en hier is het verbonden met koning David en zijn ultieme opvolger en Heer.


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 mei uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten