maandag 4 maart 2013

Elihu: lijden wil niet altijd straffen (Job 33)


Exodus 15; Lukas 18; Job 33; 2 Korinthiërs 3

Eens de discussies tussen Job en de ‘ellendige vertroosters’ zijn stilgevallen, verschijnt een nieuwe figuur op het toneel. De rede van Elihu beslaat de hoofdstukken 32-37. Hij is een jonge man die tot nu toe niet heeft gesproken omdat de etiquette van die tijd vereist dat de oudere mannen eerst het woord nemen.

Elihu komt over als een eerder aanmatigend individu dat zich tot op dat ogenblik maar nauwelijks heeft kunnen inhouden om te spreken. Maar nu stort hij de woorden uit als een stroom (zoals hij zelf erkent, 32:18-21) en hij belooft plechtig dat hij niemand zal behandelen met schadelijke vleierij (32:22).

De essentie van Elihu’s rede neemt voor het eerst vorm aan in Job 33. Eens je echter rekening houdt met zijn nogal afwerende grootspraak, heeft Elihu niettemin een aantal belangrijke dingen te zeggen. Op diverse vlakken komt hij heel dicht bij wat de anderen gezegd hebben, maar hij blijft weg van hun meest flagrante fouten, zodat de totale configuratie van zijn uiting heel anders is.

In dit hoofdstuk spreekt hij Job aan; later zal hij zich tot de ‘vertroosters’ richten. Tegen Job wil hij de nadruk leggen op twee hoofdpunten.

Ten eerste betoogt Elihu dat hoewel Job Gods grootheid erkend heeft – Job heeft zelfs Gods grootheid beklemtoond – hij toch een grens overschreden heeft, want door zo de klemtoon te leggen op zijn eigen gerechtigheid heeft hij van God een soort monster gemaakt. ‘Zie, daarin hebt gij ongelijk’ (33:12).

Wijselijk stopt Elihu hier. Hij gaat niet zover als de drie ‘vertroosters’, om te beweren dat Job moet toegeven dat hem ernstige schuld treft. Jobs enige schuld, voor zover het Elihu betreft, is dat hij schuld op God laadt.

Ten tweede betoogt Elihu dat God niet zo afstandelijk en onbereikbaar is als Job het laat uitschijnen (33:14 e.v.). God komt soms tot iemand in een vreemde nachtelijke droom die hem of haar waarschuwt een of andere boze weg te verlaten (33:15-18). Of – meer ter zake – God kan werkelijk spreken in de taal van pijn, om te bewaren voor hoogmoed en onafhankelijkheid (33:19-28). Hij kan dit meer dan een keer doen bij iemand, en daardoor diens ziel redden van de groeve (33:29-30).

Elihu heeft dus vragen aan de orde gesteld over het doel van lijden, die noch door Job, noch door diens antagonisten aan bod kwamen.
Hij zegt zeker niet dat Job alle lijden verdient waarmee hij te kampen heeft; Elihu zegt zelfs dat hij Job wil vrijgepleit zien (33:32).

Los van het belang van de kwestie zelf – dat lijden iets anders als doel kan hebben dan verdiende straf – herinnert de volledige discussie ons aan een belangrijke pastorale les. Natuurlijk is het niet altijd zo; maar wanneer twee opponenten zich soms loodrecht tegenover elkaar opstellen en geen van beiden bereid is ook maar iets toe te geven, dan kan het ook wel zijn dat geen van beiden goed heeft nagedacht over de volledige reikwijdte van het onderwerp.


Eigen vertaling van de overdenking bij 4 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten