dinsdag 5 maart 2013

'Als Hij Zich stilhoudt, wie zal dan veroordelen?' (Job 34)

Exodus 16; Lukas 19; Job 34; 2 Korinthiërs 4
In Job 34 lijkt Elihu op het eerste gezicht de argumenten te herhalen van de drie ‘vertroosters’. Hij vat Jobs rede samen (34:5-9): Job zegt dat hij onschuldig is, niets verkeerd heeft gedaan, en dat God hem geen recht doet. De implicatie is dat er geen voordeel, geen ‘baat’ valt te behalen als je God poogt te behagen (34:9).

Op dit punt staat Elihu aan de kant van de drie gesprekspartners. ‘God is verre van goddeloosheid, de Almachtige van onrecht’ (34:10), benadrukt Elihu; en opnieuw: ‘ja waarlijk, God handelt niet onrechtvaardig, de Almachtige buigt het recht niet’ (34:12).

De volgende verzen stapelen nog meer argumenten in dezelfde trant op, en voor een tijd lijkt het erop dat Elihu in dezelfde val zal trappen als hen die hij vermaant: die van reductionistische verdienstetheologie.

Maar dan voegt hij een element toe dat nog maar eens zijn toespraak in een iets ander kader plaatst dan die van hen. Elihu laat ruimte voor het mysterie. Terwijl hij benadrukt dat God volkomen rechtvaardig is, besluit hij niet zoals de drie ‘vertroosters’, dat dit betekent dat elk geval van lijden het directe resultaat moet zijn van Gods rechtvaardige straf.

Elihu kan vragen, ‘Als Hij Zich stilhoudt, wie zal dan veroordelen? Als Hij zijn gelaat voor iemand verbergt, wie zal dan naar hem omzien?’ (NBV: ‘wie kan hem dan aanschouwen?’) (34:29).

Terwijl Job flirt met de idee dat Gods zwijgen Hem schuldig maakt aan oneerlijkheid, veronderstelt Elihu Gods gerechtigheid, zelfs als hij (Elihu) daaruit niet de conclusies trekt waarvan de drie ellendige vertroosters aanhangers blijken. Elihu laat ruimte voor mysterie, voor goddelijke stilte die niettemin gewoon stilte is.

Gedeeltes van Elihu’s rede zijn moeilijk te verstaan. Maar in het kader van het boek Job, springen twee zaken in het oog.

Ten eerste, wanneer God uiteindelijk antwoordt, wordt Job gecorrigeerd (zoals we zullen zien), en de drie ‘ellendige vertroosters’ worden ronduit terechtgewezen, want, zegt God, ze hebben ‘niet recht van Mij gesproken zoals mijn knecht Job’ (42:7) – maar er wordt helemaal geen beschuldiging geuit tegen Elihu. Dit kan een weerspiegeling zijn van het feit dat hij slechts een figurant is; maar het weerspiegelt ook het feit dat zijn basisstandpunt correct is, zelfs al is de toon ietwat zelfingenomen.

Ten tweede, in zijn zinspelende suggesties dat er in God mysterieuze werkelijkheden en verborgen motieven kunnen zijn waartoe wij geen toegang hebben, grijpt Elihu vooruit naar een aantal van Gods eigen argumenten wanneer Hij spreekt uit de storm in de slothoofdstukken van het boek (hoofdstukken 38-41).

Bijbelse openbaring biedt ons inzicht in veel dingen, sommige daarvan vereisen dat we een heel leven leren. Maar het herinnert ons er ook aan dat God niet alles geopenbaard heeft (Deut. 29:29). Op sommige punten verlangt God van ons dat we vertrouwen en gehoorzamen, niet dat we slechts beoordelen en verstaan.


Eigen vertaling van de overdenking bij 5 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten