woensdag 1 augustus 2012

Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar wie zijt gij? (Hd. 19)

Richteren 15, Handelingen 19, Jeremia 28, Markus 14

Een van de vreemdste verslagen in het boek Handelingen betreft de zeven zonen van Skevas (Handelingen 19:11-20). De dienst van Paulus in Efeze duurde een aanzienlijke tijd, mogelijk tweeënhalf jaar, en gedurende die tijd deed God ‘buitengewone krachten door de handen van Paulus’ (19:11). Het resultaat is dat verschillende ‘concurrenten’ probeerden gelijke voet met hem te houden. Op zich was dit niet verrassend. Het is altijd zo geweest. Toen God Mozes op een bijzondere manier bekrachtigde om wonderen te verrichten voor Farao, konden de tovenaars van Egypte het meeste van wat hij deed nabootsen (hoewel niet alles).

Op die manier trokken sommige Joden die thuis waren in het godsdienstige in de tijd van Paulus rond met een soort van bevrijdingsbediening. Ze beseften maar weinig waar ze in betrokken waren. Toen ze zagen wat Paulus deed in de naam van Jezus, begonnen ze ook naar die naam te verwijzen, alsof het niets meer was dan een soort magische talisman: ze ‘waagden het over hen (…) de naam van de Here Jezus te noemen met de woorden: Ik bezweer u bij de Jezus, die Paulus predikt’ (19:13).

De zeven zonen van Skeva, een Joodse priester, waren in het bijzonder in die operatie betrokken. Op een dag diende de geest die ze probeerden uit de drijven hen van antwoord: ‘Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar wie zijt gij?’ (19:15). Vervolgens sprong de bezetene op hen af en sloeg hen alle zeven.

Merk op:

Ten eerste was het resultaat van deze ontmoeting volstrekt voordelig. Toen het verhaal circuleerde, werden velen gegrepen door een gezonde vrees en een groter respect voor de naam van de Heer Jezus. Dit was een zodanig krachtige naam dat hij nog kon behandeld worden als een magische formule. Die naam kon niet aan banden gelegd worden. Het resultaat was dat verblinding door occulte praktijken beteugeld werd. Velen beleden hun boze daden, en anderen brachten hun occulte boeken en verbrandden ze, goed voor een enorme tegenwaarde (19:17-19). ‘Zo wies het woord des Heren krachtig en het werd sterker’ (19:20).

Ten tweede is een van de echt treffende elementen de uitspraak van de boze geest: ‘Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar wie zijt gij?’ Je kunt verstaan waarom Jezus bekend moet zijn geweest onder demonische machten. Dit is geen verrassing. Maar ook Paulus is bekend!

Zijn dienst had de machten van de duisternis aangevallen. Het was van hem bekend dat hij beschermd en beveiligd was door de levende Christus – er is geen enkele manier waarop de demon de bezeten man had kunnen gebruiken om Paulus slaag te geven. Die andere personages waren een andere kwestie; voor zover het de demon betrof, waren ze een beetje een grap, gemakkelijk te verwaarlozen, te onderwerpen en te beschamen. Maar Paulus was bekend!

Christenen die de strijd aangaan met de Vijand zullen niet alleen bekend zijn in de hemelse paleizen, maar ook in de hogere regionen van de hel.


Eigen vertaling van de overdenking bij 1 augustus uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten