woensdag 29 augustus 2012

'Alleen God is belangrijk, want hij doet groeien' (1 Kor. 3)



1 Samuel 21-22; 1 Korinthiërs 3, Ezechiël 1, Psalm 37
De twee uitgebreide metaforen die Paulus gebruikt in 1 Korinthiërs 3:5-15 leren in grote lijnen dezelfde les, hoewel elk ervan een speciale nuance overbrengt die niet gevonden wordt in de andere.

In de metafoor uit de landbouw (3:5-9) is de Heer de landbouwer, Paulus maakt de grond klaar en doet het plantwerk, Apollos begiet de jonge plantjes en de Korinthiërs zijn ‘Gods akker’ (3:9). In zijn verband, ontworpen om de neiging tot verdeeldheid van de Korinthiërs te bestrijden, gebaseerd op het feit dat ze zich verbinden met specifieke ‘helden’ (3:3-4), is het Paulus’ bedoeling aan te tonen dat hij en Apollos geen concurrenten zijn, maar ‘medearbeiders’ (5:9) – zelfs ‘Gods medearbeiders’ (d.w.z. ze zijn medearbeiders die God toebehoren, niet medearbeiders samen met God, alsof God deel uitmaakt van een drietal).

Niet alleen dat, maar noch Paulus, noch Apollos kan vrucht garanderen: alleen God doet het zaad groeien (3:6-7). Dus waarom zou je dan die positie van verering van ofwel Paulus ofwel Apollos innemen?

De architecturale metafoor leert aanvankelijk dezelfde les: de verschillende bouwers dragen allen bij tot één gebouw, en daarom zou geen van hen moeten verafgood worden. Nu zijn de Korinthiërs niet het veld, maar het gebouw zelf (3:9-10). Paulus legde het fundament voor dit gebouw; anders gezegd, hij plantte de kerk in Korinthe. Het fundament dat Paulus legde is Jezus Christus zelf (3:11).

Sinds Paulus dit bouwproject verliet, zijn anderen gekomen die voortbouwden op dit fundament. Dus leert de architecturale metafoor impliciet dezelfde les die de landbouwmetafoor expliciet leerde.

Maar nu gaat de architecturale metafoor in een lichtelijk andere richting. Paulus benadrukt dat latere bouwers verantwoordelijk zijn om het materiaal met zorg te kiezen dat ze in dit gebouw gebruiken (3:12-15).

Er komt een ‘dag’ (3:13), de dag van het oordeel, waarop alles wat niet kostbaar is in Gods ogen verteerd zal worden. Het is mogelijk dat een bouwer zulk ondeugdelijk materiaal kon gebruiken dat op het einde alles wat hij gebouwd heeft verteerd wordt, zelfs al ontkomt hij dan zelf aan de vlammen.

Twee opmerkingen:

(1) De persoon die Paulus beschrijft als ‘gered, maar door het vuur heen’ (3:15), is niet een of andere zuivere naamchristen wiens wandel in niets verschilt van gelijk welke heiden. Dergelijke personen komen het koninkrijk niet in (6:9-10). Dit is een ‘bouwer’, niet de menigte van christenen die het ‘gebouw’ vormen (3:10). De vraag is of deze evangelisten en opzieners het goede materiaal gebruiken.

(2) In 3:16-17 wordt het gebouw, de kerk van God, een tempel. Later is Gods tempel het lichaam van de individuele christen (6:19-20), maar hier is het de plaatselijke kerk. God heeft dit gebouw zo lief, dat hij openlijk dreigt te vernietigen wie Gods tempel vernietigen. Breng de kerk schade toe en je schendt Gods tempel – en God zal jou vernietigen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 29 augustus uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten