vrijdag 27 juli 2012

Wij moeten door veel verdrukkingen in het Koninkrijk van God ingaan (Hd. 14)

Richteren 10, Handelingen 14, Jeremia 23, Markus 9
Paulus evangeliseerde al 15 jaar of meer, wellicht grotendeels in het gebied rond Tarsus, voor melding gemaakt wordt van zijn eerste ‘evangelisatietrip’. Ongetwijfeld bouwde hij buitengewone ervaring op toen hij zowel evangeliseerde onder Joden als onder heidenen, zodat hij tegen de tijd dat hij op het toneel verschijnt als een gemeentestichtend apostel al geen jonge man meer is die nog zijn weg zoekt, maar een volwassen en door de wol geverfde werker.

(1) Er is al vaak gezegd dat overal waar Paulus kwam, hij ofwel een opwekking startte ofwel oproer veroorzaakte, en soms allebei. Maar dat is natuurlijk niet helemaal waar. Bovendien is oproer niet noodzakelijk een kenmerk van authenticiteit: het hangt evenveel af van de omstandigheden en de toehoorders als van de prediker en zijn boodschap en stijl. Maar er is minstens enige waarheid vervat in de opmerking, en die is verbonden met de grote vrijmoedigheid van de apostel.

(2) In de vroege jaren van kerk, was de vervolging waar de christenen onder leden bijna volledig afkomstig van de Joden. Later werd natuurlijk veel ergere vervolging ingesteld door het Romeinse Rijk, tot Keizer Constantijn aan het begin van de vierde eeuw van kamp verwisselde. Maar in het begin was het niet zo. Het is moeilijk om dit in onze historische context op te nemen, aangezien wij leven aan deze zijde van de Holocaust. Maar feiten kun je niet wegmoffelen.
Je kunt wel verstaan waarom het er zo aan toe ging. In het begin waren alle christenen immers Joden; gedurende behoorlijk lange tijd bestond de meerderheid uit Joden. In beide gevallen was er tucht vanuit de synagoge mogelijk binnen tamelijk gesloten gemeenschappen. Bovendien waren in minstens een aantal steden invloedrijke Joden goed geplaatst om invloed uit te oefenen op de heidense autoriteiten om druk te leggen op mensen waarvan de Joden vonden dat ze het Joodse erfgoed en de Joodse cultuur onderuit haalden.

(3) In Lystra (Hd. 14:8-20) zie je een spectaculair voorbeeld van de onvoorspelbaarheid van oproer. In eerste instantie willen de heidenen Paulus en Barnabas eren, respectievelijk als Hermes (de God van de communicatie) en Zeus (hoofd van het Griekse pantheon), omwille van de genezing die ze in Jezus’ naam hadden verricht. Alleen met grote inspanningen kunnen Paulus en Barnabas de menigte hiervan weerhouden - die zich dan plots tegen hen keert wanneer ze opgehitst wordt door de Joodse tegenstanders die hen ondertussen op de hielen zitten.
Het antwoord van de apostelen was in beide gevallen opmerkelijk: ze doen er alles aan om de lof af te wijzen (14:14, 18), en ze aanvaarden de vervolging als iets wat logischerwijs te verwachten valt voor hen die het koninkrijk binnengaan (14:22).

(4) Wanneer Paulus en Barnabas terugkeren naar huis, niet meer dan een paar maanden later, trekken ze doorheen de steden waar ze al gemeenten gesticht hadden en waarin ze telkens oudsten aanstelden (14:23). Het is duidelijk dat de maturiteit van de oudsten die bedoeld wordt volledig afhankelijk is van de leeftijd en maturiteit van de gemeente.

Denk na over de relevantie van deze punten in je eigen context.


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 juli uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org


Geen opmerkingen:

Een reactie posten