2 Kronieken 30; Openbaring 16; Zacharia 12:1—13:1; Johannes 15
De laatste drie hoofdstukken van Zacharia (hoofdst. 12-14) werken thema’s uit die al opdoken in de hoofdstukken 9-11. Maar er is een toenemende intensiteit, aangegeven door de zin ‘te dien dage’ [of: ‘op die dag’, JL), die zestien keer herhaald wordt. Het hoogtepunt ligt in het laatste hoofdstuk, waar Gods universele koninkrijk te volle gevestigd is.
Zacharia 12 maakt deel uit van die toenemende intensiteit. Het eerste deel (12:1-9) is oppervlakkig bekeken eenvoudig te begrijpen, maar anderzijds is de verklaring moeilijk; het tweede deel (12:10-13:1) is ontzettend beeldend, en wordt in het Nieuwe Testament geciteerd.
(1) Het eerst deel schetst de vroegere verstrooide ballingen, nu teruggekeerd naar Jeruzalem, die te maken krijgen met de aanval van vijandige volkeren.
Het lijkt erop dat zelfs Juda aanvankelijk Jeruzalem in de steek laat: de vertaling van de NEB is wellicht correct: ‘ja ook Juda raakt betrokken in de belegering van Jeruzalem’ [Carson verwijst naar de New English Bible, waar staat ‘Judah will be caught up in the siege of Jerusalem’].
Maar dan grijpt de Heer in en Hij maakt ‘Jeruzalem tot een schaal der bedwelming voor alle volken in het rond’ (12:2). God verwart de aanvallen van de cavalerie (12:4), en het volk van Juda vat moed door de volharding van de Jeruzalemieten (12:5).
Als gevolg daarvan wordt het feit dat ze zich tussen de vijanden bevinden in hun voordeel gekeerd: ze zijn als vuur dat droog hout aansteekt (12:6). De overwinning is glorieus (12:7-9).
Tot hier zijn we mee. Maar waarover gaat dit allemaal? We kunnen de vraag niet beantwoorden zonder beroep te doen op andere Schriftplaatsen, zonder een coherente manier om de Bijbel samen te leggen.
Sommigen denken dat dit verwijst naar het empirische Jeruzalem op een bepaald punt in de toekomst, met (wellicht) passende omschakeling van cavalerie naar iets moderner. Anderen denken dat dit een apocalyptisch visioen is van finale aanvallen tegen het volk van God, tegen de bewoners van het nieuwe Jeruzalem. Werpt het volgende deel meer licht op het debat?
(2) Het tweede deel staat in opvallend contrast met het eerste. Het huis van David en de Jeruzalemieten zijn net krachtig bemoedigd. Maar nu giet God zelf een geest van berouw over hen uit (12:10), zeker geen geest van triomfalisme.
Ze komen in een positie waarin ze rouwen over iemand die ter dood gebracht werd in de stad, en waarin ze door een nieuwe bron worden gereinigd van hun zonde en onreinheid, een bron ontsloten ‘voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem’ (13:1).
Wie is deze doorstoken persoon, over wie het volk rouwt? De meest natuurlijke lezing van het Hebreeuws is dat het om Jahweh zelf gaat: ‘Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven’ (12:10, HSV).
Aan de ene kant kan ‘doorstoken’ als metafoor worden verstaan: Jahweh is op precies dezelfde manier ‘verwond’ als Hij bedrogen werd in Hosea. Maar er is een meer letterlijke vervulling, een letterlijker doorboren (Joh. 19:34, 37).
Welk voordeel ligt er in een louter militaire overwinning, tenzij het volk van God rouwt over wat het God heeft aangedaan – en ontdekt dat Hij een bron ontsloten heeft om hen van hun zonde te reinigen (13:1)?
Eigen vertaling van de overdenking bij 25 december uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten