vrijdag 11 december 2015

In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God (Joh. 1)


2 Kronieken 11-12; Openbaring 2; Zefanja 3; Johannes 1

Johannes’ proloog (Joh. 1:1-18) is een van de rijkste mijnen in de Bijbel om er te delven naar de prachtige waarheden over Christus. Hier is er slechts ruimte voor de meest inleidende bespiegelingen.

(1) In het eerste vers wordt degene van wie uiteindelijk gezegd wordt dat Hij vlees werd, de Heer Jezus zelf, het ‘Woord’ genoemd. Deze benaming is niet alleen intrinsiek eigenaardig, maar op het eerste gezicht is ze ook bijzonder vreemd omdat ze niet terug opgepikt wordt in de rest van het evangelie van Johannes.

Maar dit is misschien het eerste inzicht. Had Johannes in dit eerste vers een van de titels gebruikt die doorheen het boek aan Christus worden toegeschreven (Zoon van God, Zoon des Mensen, Koning van Israël, Messias, enzovoort), dan zou deze titel verheven zijn tot de belangrijkste van allemaal. In plaats daarvan gebruikt Johannes een uitdrukking die ze allemaal omvat.

Hij herinnert eraan dat Gods ‘woord’ in het Oude Testament regelmatig het middel is waardoor Hij zichzelf onthult in de schepping, in verlossing en in openbaring. ‘Het woord des Heren’ komt tot de profeten; door het woord van de Heer werden de hemelen gemaakt; God stuurt zijn woord en geneest het volk.

Johannes vindt het buitengewoon passend: in het eeuwige ‘Woord’ dat vlees werd, onthult God zichzelf in schepping, openbaring en verlossing. Zelfs het woord ‘Woord’ is evocatief. We zouden kunnen parafraseren, ‘In het begin onthulde God zichzelf, en die zelfonthulling was met God en die zelfonthulling was God’.

(2) Wanneer Gods ‘Woord’ zelfs in het allereerste begin bij God was, was dat Woord Gods eigen metgezel, en van Hem onderscheiden. Wanneer Gods ‘Woord’ zelfs in het allereerste begin God was, was dat Woord Gods eigen zelf, en geïdentificeerd met Hem.

Hier vind je ruwe fragmenten van wat op termijn de leer van de Drieëenheid wordt genoemd. Vanaf het begin is God altijd een complexe eenheid geweest.

(3) Vers 2 pikt het middelste zinsdeel van vers 1 op, in voorbereiding van vers 3. Met andere woorden, het feit dat het Woord in het begin bij God was, maakt het voor Hem mogelijk om Gods vertegenwoordiger te zijn in de schepping van alles.

Bovendien worden we, door de nadruk dat God absoluut alles schiep door middel van de vertegenwoordiging van het Woord, tot het besluit gedreven dat noch God, noch het Woord deel uitmaakt van de schepping; pantheïsme wordt uitgesloten, net als elke suggestie dat het Woord een geschapen wezen is, een inferieure God.

(4) In vers 14 verklaart Johannes dat het Woord vlees werd (d.w.z. een mens) en (letterlijk) onder ons ‘tabernakelde’. Lezers van het Oude Testament zien meteen dat dit betekent dat Jezus voor Johannes in zekere zin een nieuwe tabernakel is, een nieuwe tempel (vgl. Joh. 2:13-25).

Er staat zelfs een half dozijn toespelingen op Exodus 32-34 in Joh. 1:14-18. Vind ze. Wat betekenen ze?


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 december uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten