donderdag 3 april 2014

Opzettelijk en onopzettelijk zondigen (Lev. 6)


Leviticus 6; Psalm 5-6; Spreuken 21; Kolossenzen 4
Aan het begin van Leviticus 6 zet de Heer via Mozes uiteen wat er moet gebeuren wanneer iemand uit de verbondsgemeenschap tegen een naaste loog over iets wat aan hem was toevertrouwd, hem bedroog, loog over teruggekregen eigendom zodat hij het kan houden, of meineed beging of een resem andere zonden. Twee opmerkingen zullen verhelderen wat deze verzen (6:1-7) bijdragen tot de wettelijke en morele structuur die zich ontvouwt.

(1) Lezers van Leviticus, zeker in bepaalde vertalingen, zijn ondertussen gewoon geworden aan het verschil tussen onopzettelijke zonden (bijv. veel van Lev. 4) en opzettelijke zonden. Sommige uitleggers hebben beweerd dat er geen offerandes zijn om voor opzettelijke zonden te betalen. Wie opzettelijk zondigen moeten van de gemeenschap worden uitgesloten.

Deel van het probleem komt voort uit ons weergeven van opzettelijk en onopzettelijk. ‘Opzettelijk’ weerspiegelt gewoonlijk een Hebreeuwse uitdrukking die betekent ‘met een hoge hand’ [of 'met opgeheven hand']; ‘onopzettelijk’ staat voor ‘niet met een hoge hand’. Die achtergrond is belangrijk wanneer we Leviticus 6:1-7 overdenken.

De hier beschreven zonden zijn alle opzettelijk in de moderne betekenis: je kunt niet liegen, bedriegen of meineed begaan zonder dit zo te bedoelen.
God heeft stappen voorzien die moeten worden gevolgd: terugbetaling waar mogelijk (volgens de principes uiteengezet in Ex. 22), en de voorgeschreven belijdenis en offers.

Natuurlijk ontstaat er een bepaalde onopzettelijke schuld wanneer iemand er zich niet van bewust is dat hij een overtreding begaat (zoals in 5:3); er is nog altijd schuld, want de daad is verboden, zelfs al zou de overtreder er zich misschien niet persoonlijk van bewust zijn dat hij een overtreding beging.

Andere onopzettelijke schuld verwijst niet naar schuld die onwetend op zich werd geladen, maar naar schuld die bewust verzameld werd hoewel de overtreding niet werd begaan ‘met een hoge hand’. De zonde wordt vaak begaan omdat je er op dat moment toe aangetrokken wordt, of omdat je je verzet hebt gekoesterd, of omdat het minder risicovol lijkt te liegen dan om de waarheid te vertellen.

Dit is nog altijd niet de meer verschrikkelijke zonde ‘met een hoge hand’, waar de zondaar rechtstreeks naar de zonde kijkt, bewust bij zichzelf overweegt dat dit God tart, en openlijk en schaamteloos opteert voor de zonde met het doel om God te tarten.
Voor zover ik kan zien schrijft het oude verbond geen verzoening voor dergelijke opstandigheid voor, maar oordeel.

(2) Zelfs de in dit gedeelte vermelde zonden – alle zonden tegen een bepaalde menselijke partij – worden in de eerste plaats behandeld in relatie tot God: ‘Wanneer een persoon zondigt en trouwbreuk pleegt tegen de HEERE, doordat hij tegenover zijn naaste … ‘ (6:2 HSV, cursief toegevoegd).

Het schuldoffer wordt naar de priester gebracht; de overtreder moet niet enkel zorgen voor vergoeding voor de beledigde mens, maar moet ook de vergeving van de Heer zoeken. Opstandigheid tegen God is wat ons verkeerd handelen tot zonde maakt, wat zonde zo weerzinwekkend maakt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 3 april uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten