zaterdag 2 november 2013

Tot Mij roepen zij: Mijn God! Wij, Israël, kennen U! Doch Israël verfoeit het goede (Hos. 8)


2 Koningen 15; Titus 1; Hosea 8; Psalmen 123-125

Het enige bindende element tussen de verschillende zonden die worden veroordeeld in Hosea 8 is wellicht de menselijke onafhankelijkheid. De ‘arend’ uit 8:1 is wellicht een aasgier. ‘Een [aasgier] … tegen het huis des HEREN’ is een manier om te zeggen dat Jeruzalem zo goed als dood is: de aaseters verzamelen al voor hun feestmaal. Het volk mag dan in relatieve voorspoed en vrede leven, de onheilspellende tekenen zijn er al voor wie ogen heeft om te zien.

Bewijzen van zondige onafhankelijkheid zijn onder meer:

(1) Een hypocriete loyaliteit aan het verbond (8:1-3). Wat het hypocriet maakt is dat Israël uitroept: ‘Mijn God! Wij, Israël, kennen U!’, terwijl het het verbond verbreekt en tegen Gods Wet rebelleert (8:1). Dit is de verwerping van wat goed is – en daar zijn gevolgen aan verbonden (8:3). Vgl. 1 Joh. 2:4.

(2) Uitdagende alternatieven voor het Davidisch koningshuis (8:4). Dit is wat er bedoeld wordt met de beschuldiging ‘Zij hebben koningen aangesteld, maar buiten Mij om; vorsten, zonder dat Ik ervan wist’. De Heer zette zijn zegel op het Davidisch koningshuis, maar om hun onafhankelijkheid van Jeruzalem te bewaren, opteerden de tien stammen, die nu Israël vormen, voor hun eigen monarchen. Ze waren niet ‘verkozen’ in een of andere democratische betekenis; ze volgden elkaar regelmatig op via bloedige staatsgrepen. Maar ze waren niettemin de keuze van de noordelijke stammen, in die mate dat ze dezen verkozen boven loyaliteit aan het geslacht van David. Het is altijd zo dat, tenzij de Here het huis bouwt, zij die arbeiden dit tevergeefs doen (Ps. 127:1); hier wordt de zonde concreet door de vervreemding van de messiaanse lijn.

(3) Het ontwikkelen van afgoden, van de religieuze keuze van de cultuur (8:4-6, 11-13). Initieel werden twee gouden kalveren opgericht, een in Dan en een in Bethel, om de aantrekking van Jeruzalems tempel te compenseren (1 Kon. 12:27-30). Bovendien zouden mensen in Israël niet meer zo ver moeten reizen. Alhoewel ze dus formeel wel de altaren voor zondoffers in stand houden, werden ze op deze manier altaren ‘om te zondigen’ (8:11).

(4) het voortdurend vertrouwen op dure en onbetrouwbare bondgenoten (8:8-10). In plaats van op de Heer te vertrouwen, denken ze dat hun slimme diplomatie met regionale supermachten hen zal redden. God wordt vernederd, en Israël (‘Efraïm’) wordt verder verleid door afgoderij.

(5) Vertrouwen op rijkdom en militaire macht (8:14). Israël (het noorden) heeft zijn paleizen; Juda (het zuiden) versterkt vele steden – zesenveertig eigenlijk.

Maar God zal ze vernietigen (8:14b). Toen Assyrië Israël versloeg (722 v.C.), nam het ook alle ommuurde steden van Juda in, behalve Jeruzalem (2 Kon. 18:13), dat gespaard werd tot Nebukadnessar meer dan een eeuw later opkwam.
Welke tekenen van zondige onafhankelijkheid kenmerken onze cultuur? Wat zal God eraan doen?


Eigen vertaling van de overdenking bij 2 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten