dinsdag 30 juli 2013

En het ganse volk liep tegen Jeremia te hoop in het huis des HEREN (Jer. 26)


Richteren 13; Handelingen 17; Jeremia 26; Markus 12
Omdat toegewijde lezers de Bijbelse schrijvers als helden van het geloof beschouwen, zien ze soms het feit over het hoofd dat veel van deze schrijvers in hun eigen tijd veracht, verworpen en geminacht werden.

Natuurlijk zijn sommigen die bijdroegen aan de canon van de Schrift rijk geworden of beroemd of beide: Salomo komt in gedachten. Sommigen die machtig waren krijgen op een bepaald punt in hun leven te maken met moeilijkheden en tegenstand: denk maar aan David. Maar veel van de profeten werden veracht; sommigen van hen lieten het leven.

Zoals de Heer Jezus zei: ‘Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten vóór u vervolgd’ (Mt. 5:11-12, cursief toegevoegd).

We zagen al dat Jeremia geen al te gelukkig lot was beschoren. Vanaf hier (Jer. 26) wordt het droevige beeld duidelijker. Voor zijn meest hardnekkige critici klinkt Jeremia’s boodschap, vooral zijn voortdurende hameren op het feit dat Jeruzalem en zijn tempel zouden vernield worden tenzij het volk berouw toonde, wel heel erg als verraad met een laag godslastering.

Verraad omdat Jeremia beschuldigd kon worden van het demoraliseren van het volk en maakte dat het minder goed aan de Babylonische stormloop kon weerstaan; godslasterlijk omdat hij eigenlijk zegt dat God de stad ofwel niet kon of niet wilde bewaren. Dus proberen de notabelen een judiciële terechtstelling te organiseren.

Wat Jeremia naar de mens gesproken redt, is zijn sterke nadruk op het feit dat hem doden gelijkstaat met een streng oordeel over zich halen. ‘Want in waarheid, de HERE heeft mij tot u gezonden om ten aanhoren van u al deze woorden te spreken’ (26:15).

Sommigen willen hem daarom het voordeel van de twijfel geven; anderen herinneren eraan dat Micha van Moreset (de Bijbelse Micha) gelijkaardige woorden van beschuldiging sprak. (De chronologie van de profeten maakt het waarschijnlijk dat sommige van de oudste mensen die voor Jeremia staan ook Micha werkelijk gehoord hadden). Dus wordt Jeremia vrijgelaten.

Anders vergaat het zijn collega Uria, de zoon van Semaja. We weten niets over Uria, behalve wat in deze verzen vermeld staat (26:20-23). Jeremia was niet de enige profeet die trouw Gods woord verkondigde.

Toen Uria net als Jeremia met de dood bedreigd werd, vluchtte hij naar Egypte, in tegenstelling tot Jeremia. Op dat ogenblik was Israël nog steeds een vazalstaat van Egypte, en was er een bepaald onderling uitwisselingsverdrag van kracht. Uria werd teruggevoerd en geëxecuteerd. Zijn vlucht had zijn beschuldigers ervan overtuigd dat hij werkelijk een soort verrader was. Denk dus nogmaals na over de hierboven geciteerde woorden van Jezus.


Eigen vertaling van de overdenking bij 30 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten