woensdag 3 april 2013

Gerechtigheid en recht doen, is de HERE welgevalliger dan offers (Spr. 21)


Leviticus 6; Psalmen 5-6; Spreuken 21; Kolossenzen 4

Hier zal ik me toeleggen op drie van de verscheiden thema’s die in Spreuken 21 opduiken:

(a) ‘Gerechtigheid en recht doen, is de HERE welgevalliger dan offers’ (21:3). De profeten zeggen iets gelijkaardigs (bijv. Hosea 6:6), en dat doet ook de Heer Jezus (Mt. 9:13; 12:7).

Elke generatie moet bedenken dat integriteit en gerechtigheid belangrijker zijn dan religieuze rituelen. Het zou niet mogen verrassen dat religieuze mensen soms sjoemelen met hun belastingaangiftes, hun kinderen misbruiken, de auto van hun buren begeren en niets zo hard liefhebben als hun persoonlijke plezier. Hun religie zou in de praktijk kunnen dienen als mantel om hun zonde te bedekken onder een vernislaag van eerbiedwaardigheid.

Dit hoofdstuk bevat ook een andere relevante spreuk: ‘Het offer der goddelozen is een gruwel, hoeveel te meer, als hij het met boze bedoeling brengt (21:27). De religieuze inachtname door goddeloze mensen is gewoon verachtelijk in Gods ogen; het is onvoorstelbaar walgelijk voor Hem wanneer de goddeloze persoon minder een verdorven slachtoffer is dan een zelfbewuste charlatan die zijn religie gebruikt om mensen te misleiden.

Impliciet betekent dit natuurlijk dat de religie van de Bijbel meer gaat over karakter dan over koren, meer over werkelijke transformatie dan over religieuze traditie, meer over God en het evangelie dan over leiderschap en protserigheid.

(b) Armoede kan zijn oorsprong vinden in misbruik en onderdrukking door de sterken en machtigen. Maar het kan ook voortkomen uit een karakteriële zwakte zoals luiheid of liefhebben van eigen genot.

Zo is het ook in dit hoofdstuk: ‘Wie van vermaak houdt, zal gebrek lijden; wie olie en wijn liefheeft, wordt niet rijk’ (21:17). ‘In de woning van de wijze is kostelijke voorraad en olie, maar een dwaas van een mens brengt het door (21:20). ‘De begeerte van de luiaard brengt hem ten dode, want zijn handen weigeren te werken’ (21:25). ‘De begerigheid begeert de ganse dag, maar de rechtvaardige geeft en houdt niet terug’ (21:26).

In tegenstelling daarmee: ‘De plannen van de vlijtige strekken tot louter overvloed, maar al wie overijlt, komt slechts tot gebrek’ (21:5). De wijze zal geen genot najagen als een van de grote doelen in het leven, maar zal zich vooruitziend tonen, vrijgevig, hardwerkend, trouw en rechtvaardig – precies het soort kwaliteiten die mensen tot goede werkgevers en goede werknemers maken.

(c) ‘Trotsheid van ogen en opgeblazenheid van hart – de glans der goddelozen is zonde’ (21:4). ‘Een overmoedige en vermetele heet spotter, hij, die handelt in mateloze overmoed’ (21:24). De kern van alle goddeloosheid is die voortdurende zelfgerichtheid die bij zichzelf de illusie wekt dat we alles zelf in handen hebben, in die mate dat God nooit meer kan zijn dan een handlanger. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat transformatie begint met berouw.


Eigen vertaling van de overdenking bij 3 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten